ECLI:NL:RBDHA:2022:14867
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker, die een proceskostenvergoeding aanvroeg. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris geen bezwaar heeft gemaakt tegen het verzoek om proceskostenvergoeding, aangezien er geen reactie is gekomen op het verzoek van de verzoeker. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was.
De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft geen andere kosten in aanmerking genomen voor vergoeding.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.