ECLI:NL:RBDHA:2022:1486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
09/309785-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting na heimelijk toedienen van XTC (MDMA)

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de periode van 22 tot en met 23 mei 2021, waarbij de verdachte de aangeefster, zijn ex-partner, heimelijk heeft gedrogeerd met XTC (MDMA) door deze stof in haar drankjes te mengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster meerdere keren met zijn penis heeft gepenetreerd en gevingerd, terwijl zij door de drugs in een staat van onmacht verkeerde en niet in staat was om haar wil te bepalen of weerstand te bieden. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van dwang en heeft verklaard dat er afspraken waren gemaakt over het gebruik van drugs, maar de rechtbank heeft deze verklaring verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en buiten medeweten van de aangeefster de drugs heeft toegediend, waardoor zij niet in staat was om haar wil te uiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/309785-21
Datum uitspraak: 24 februari 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie
Eikenlaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. Rijsdam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 februari 2022 - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks periode van 22 mei 2021 tot en met 23 mei 2021 te Leiderdorp, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het heimelijk drogeren, althans het heimelijk toedienen van XTC (MDMA), althans een bewustzijn verminderende stof, door deze XTC/stof door wijn en/of thee heen te roeren en deze thee en/of wijn (telkens) aan [slachtoffer] te overhandigen waarna zij deze (deels) heeft opgedronken (waardoor zij niet meer in staat was haar wil in vrijheid te bepalen en/of kenbaar te maken en/of weerstand te bieden aan verdachte) en/of
- het voorbijgaan aan (eerder) door die [slachtoffer] afgegeven verbale en/of non-verbale signalen dat zij geen seksueel contact (meer) met hem wenste, voornoemde [slachtoffer] (meermalen) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het in de vagina en/of mond brengen en/of bewegen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zijn geslachtsdeel in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer], van de politie eenheid Den Haag, district regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 194).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgemaakt op 21 september 2021, voor zover inhoudende (p. 14-23):
V: Tegen wie kom je nu aangifte doen?
A: [verdachte], achternaam [verdachte], geboren op 28 oktober 1985 te Rotterdam. Ik noem hem [verdachte] (de rechtbank begrijpt hierna telkens: de verdachte).
V: En hoe noem jij dit wat jou is over komen?
A: Inmiddels noem ik dit 'dat ik gedrogeerd ben en verkracht'.
V: Dan is het met oud en nieuw 2020/2021 uit tussen jullie. Hoe is de seks geweest nadat het uit was?
A: Niet. Het was heel duidelijk dat ik geen seks meer wilde. Oudejaarsdag was de laatste keer dat ik seks met [verdachte] heb gehad.
V: Laten we gaan naar het Pinksterenweekend. 22 t/m 24 mei 2021. Hoe is dat gegaan?
A: Die zaterdagavond (de rechtbank begrijpt: 22 mei 2021) heb ik een half tot heel wijntje op. Tijdens het tv kijken kreeg ik het gevoel dat ik draai duizelig werd. Vervolgens [ben] ik onderuit gezakt op de bank wakker geworden. Ik ben dus knock-out gegaan. Ik ben een soort lallend naar mijn bed gegaan. [verdachte] kwam heel vaak kusjes geven. Ik weet dat ik liefdesgevoelens kreeg. Ik had die gevoelens naar mijn hond toe. [verdachte] is zonder overleg bij mij in bed komen liggen. Wat al een half jaar niet gebruikelijk was. Hij is tegen mij aankomen liggen en begon met zijn vingers aan mijn vagina te zitten.
V: Wat zeg jij op dat moment tegen hem?
A: Ik heb zoiets gezegd van 'doe maar niet'. Hij bleef doorgaan. Ik heb toen gezegd doe het op zijn minst met condoom. Ik kan mij herinneren dat dit het hoogst haalbare leek. Ik pakte een condoom en hij pakte deze vervolgens uit mijn hand. Ik bedacht me toen dat ik dit niet wilde. Ik zei tegen hem 'Doe eigenlijk maar niet'. Ik deed toen het licht uit. Hij heeft toen kennelijk het condoom aangedaan. Hij heeft mij gepenetreerd, vaginaal. Toen [verdachte] uit mij ging, ging het condoom ook al een soort van af. Ik zag dat er sperma op mijn benen lag. Dat sperma kwam uit het condoom.
V: Oké, dan worden jullie samen wakker en dan?
A: Toen [verdachte] weg was, heb ik hem nog geappt. Ik appte hem 'ik wil dit niet meer'.
V: En dan ben je thuis (de rechtbank begrijpt: zondag 23 mei 2021)?
A: Ik vroeg aan [verdachte] wil je een kopje thee voor mij maken van de verse munt die ik had gekocht. En iedere keer als ik een slok thee nam vond ik hem vies smaken. Ik probeerde het en zette de thee weer weg. [verdachte] kwam de kamer in en ik vroeg hem, wil je een gewone thee voor mij maken, want ik denk dat de munt papperig is geworden. Toen nam hij mijn thee mee en kwam hij met een gewone thee. Ik proefde de nieuwe thee en zei gatver, deze is ook vies. Ik zei, weet je wat, doe mij maar een wijntje. Ik kan me herinneren dat [ik] bij één van de drie drankjes die ik had genomen, terwijl ik dat dronk, een steek in mijn keel kreeg. Ik kreeg ook de draai duizeligheid. ik lag half onderuit en zei tegen [verdachte], ik heb keelpijn. Zo ben ik knock-out gegaan, ik heb geen herinneringen meer. Dan heb ik de herinnering dat [verdachte] mij probeert bij te brengen op de bank. Mijn herinnering is dat ik als een soort lappenpop aan hem hang. Ik kan me nog herinneren dat ik op mijn rug lag aan mijn kant van het bed en dat [verdachte] mij kusjes op mijn mond gaf en ook mij probeerde te tongen. Ik zei hem nog, rot op met die lap. Ik weet nog dat hij naast mijn bed kwam staan en zijn geslachtsdeel tegen mijn gezicht drukte. Ik ben weggedraaid of ik heb mijn gezicht weggedraaid. Wat ik me dan herinner is dat ik rond 04.00 uur wakker word en dat [verdachte] naast mij lag te slapen. Ik zei hem, maar ik herinner me helemaal niets, hoe kan dat? Ik zei als eerste tegen [verdachte]: "heb je me geneukt?" Hij zei nee, we hebben seks gehad. Ik ben die ochtend opgestaan om naar het toilet te lopen, toen voelde ik iets naar buiten gaan, ik voelde alsof hij in mij in vagina was klaargekomen en dat dit naar buiten liep. Ik heb in mijn string gekeken en ik zag dat die vochtig was.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige], opgemaakt op 4 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 68-72):
V: Wat hadden [verdachte] en [slachtoffer] voor afspraken gemaakt voor Pinksteren?
A: Het was een platonische relatie. Dat ze geen seks zouden hebben, en dat ze dat samen hadden afgesproken.
V: Het Pinksterweekend van 2021, kan je vanaf het begin vertellen?
A: Op maandag (de rechtbank begrijpt 24 mei 2021) werd ik gebeld door [slachtoffer], vrij vroeg in de ochtend, [rond] 08.30 uur. Op zaterdag (de rechtbank begrijpt: 22 mei 2021) bij thuiskomst in de avond was [verdachte] er geweest en had ze thee en wijn gedronken. Ze was als een blok op de bank in slaap gevallen. Ze heeft nog zitten raaskallen. Ze is wakker geworden. Toen is ze naar bed gegaan en er is die avond seks geweest tussen [slachtoffer] en [verdachte]. De volgende ochtend (de rechtbank begrijpt: 23 mei 2021) werd ze wakker en toen heeft ze tegen [verdachte] gezegd, ik wil geen seks meer, het is me allemaal te ingewikkeld. In de avond is ze naar huis gegaan. Ze vertelde dat [verdachte] thee voor haar had gemaakt. Die smaakte heel raar. Ze vroeg nog een thee en die smaakte ook vreemd en stroperig. Toen vroeg ze om een wijntje. Een van die thee was muntthee. Toen is ze als een blok in slaap gevallen op de bank. Ze kan zich herinneren dat ze als een lappenpop is opgetild en een paar uur later is ze wakker geworden. Ze was naar haar bed getild. Ze heeft [verdachte] wakker gemaakt. [slachtoffer] zei me toen woordelijk: "[verdachte] heb je mij geneukt?". Hij bevestigde dit, met ja. Die vrijdag kon ze bij de neuroloog terecht en ik ben met haar mee geweest. De neuroloog gaf aan dat er neurologisch niets aan de hand was. Ik heb van de neuroloog gehoord dat ze zei dat wat er met [slachtoffer] was gebeurd het meest paste bij een drogering. [slachtoffer] appte me dat [verdachte] had bekend. [slachtoffer] zei me dat [verdachte] in het app contact bekend had dat hij haar gedrogeerd had. En dat ze seks hadden gehad. Hij had haar gedrogeerd met MDMA XTC. [verdachte] had gehoopt dat ze hierdoor veel liefde zou voelen en hierdoor terug zou komen bij [verdachte].
V: Heeft [slachtoffer] je nog details verteld over de tweede nacht van het drogeren hoe de seks was en wat ze daar van merkte en wat ze de volgende ochtend had gemerkt? A: De 2e nacht.... [slachtoffer] heeft me verteld dat ze gemerkt heeft dat [verdachte] zijn tong in
haar mond heeft gedaan, en dat ze dat heeft afgeweerd. Ze wilde dit niet. De volgende ochtend merkte [slachtoffer] dat er sperma in haar lijf zat.
V: Hoe merkte ze dat?
A: [slachtoffer] had het gevoel dat er iets uitvloeide. En dat ze dit in haar ondergoed gezien had. Ik bedenk me nu, dat [slachtoffer] me zei dat [verdachte] het had gezegd dat het veilig was en dat [slachtoffer] merkte dat er wat uit kwam. En dat later bleek dat het niet veilig was. Er was wel een condoom, maar die was niet gebruikt. Het paste niet bij de beleving van [slachtoffer].
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2022:
Ik heb een relatie gehad met [slachtoffer] . Met oud en nieuw 2020/2021 ging de relatie uit. In het Pinksterenweekend, van zaterdag 22 mei tot en met zondag 23 mei 2021, was ik in de woning van [slachtoffer]. We hebben twee avonden drugs gebruikt. In de muntthee die ik aan [slachtoffer] heb gegeven zat MDMA. De MDMA was korrels. Ik heb die opgelost in drank. Ik hoopte dat [slachtoffer] weer liefdesgevoelens voor mij zou krijgen. [slachtoffer] en ik hebben dat weekend seks gehad met elkaar, zowel op zaterdag als op zondag.
De berichten in de app gesprekken afkomstig van “[verdachte]” die in het dossier zitten heb ik allemaal aan [slachtoffer] gestuurd.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 91 e.v.):
Op 18 augustus 2021 heeft [slachtoffer] mij verbalisant een mail gestuurd met allemaal app gesprekken tussen haar en [verdachte].
Op 23 augustus 2021 heeft [slachtoffer] wederom een mail gestuurd met betrekking tot een aanvulling op de app gesprekken.
De volgende verdeling is gemaakt.
Pagina A t/m T van 21-05-2021 07.51 uur t/m 21-05-2021 18.39 uur
Pagina 01 t/m 576 van 21-05-2021 18.40 uur [t/m] 18-08-2021 12.36 uur.
5. Een bijlage bij voornoemd proces-verbaal, zijnde een geschrift, te weten afschriften van app-gesprekken gevoerd tussen [verdachte] en [slachtoffer], voor zover inhoudende:
(Dossierpagina 122-123)
[29-05-2021]
[verdachte]: Wat ik deed was een wanhoopspoging dat je weer liefde zou voelen voor me.
Ik wilde dat als je me zag dat je lachte. Ik wilde me weer verbonden met je voelen.
[verdachte]: ik heb xtc fijngemalen.
[verdachte]: En samen hebben we dat gedronken.
[slachtoffer] Twee avonden?
[verdachte]: Ja.
[slachtoffer] Ben je in me klaargekomen?
[verdachte]: Ja.
(Dossierpagina 145-146)
[30-05-2021]
[slachtoffer] Had ik gezegd dat ik condoom wilde? De eerste avond wel
[slachtoffer] Dat weet ik
[verdachte]: Ja
[slachtoffer] En deed je hem af of gewoon niet ongedaan
[verdachte]: Afgedaan
[slachtoffer] Had ik dat door?
[slachtoffer] Op dat moment
[slachtoffer] Nee dus
[verdachte]: Of je het door had weet ik niet
[verdachte]: Denk v niet
[verdachte]: Het was eenzijdig ja.
[verdachte]: Ik had ook xtc gedronken.
[slachtoffer] Had jij beide avonden genomen?
[verdachte]: Ja beide dagen.
[verdachte]: Je deed mee.
[verdachte]: Onvrijwillig.
(Dossierpagina 147)
[30-05-2021]
[slachtoffer] Je wist dat ik geen drugs wilde. En toch deed je dat 2 dagen! En je wist ook dat ik geen seks wilde.
Ik was blij dat ik na oud en nieuw geen seks had gehad omdat ik dan niet meer bang hoefde te zijn voor jouw leugens.
[verdachte]: De situatie tussen ons was veranderd waardoor ik dit deed uit wanhoop om nog met je te kunnen zijn. Ik heb oprecht spijt van alles.
(Dossierpagina 227)[05-06-2021]
[slachtoffer] Ik had niet gedacht, in a milion years, dat jij mij in mijn eigen huis met n kopje thee zou drogeren en zo zou dwingen tot seks.
[verdachte]: ik ook niet.
(Dossierpagina 233)
[08-06-2021]
[slachtoffer] Je stond in mijn huis drugs in mijn thee te doen wetende dat ik niet gezond ben en met voorbedachte rade
[slachtoffer] Twee x
[verdachte]: Dat weet ik dat ik dat heb gedaan.
(Dossierpagina 235)
[verdachte]: Het spijt me heel erg dat ik dit heb gedaan. Het kwam bij mij vanuit pijn van je te verliezen.
(Dossierpagina 286-287)
[15 juni 2021]
[slachtoffer] Wat heb je me aangedaan [verdachte]?
[verdachte]: Pijn verdriet.
[slachtoffer] Waarmee?
[verdachte]: Liegen. Ongewenst seks. Drogeren. (…) Ik probeerde iets in je aan te wakkeren zodat je me weer zag. Het probleem is dat ik nooit zoiets ernstigs heb gedaan Nien.
(Dossierpagina 393-395)[25 juni 2021]
[verdachte]: Gedrogeerd ja. (…) Sex gehad zonder dat je het echt wilde. (…) Je zei nee maar liet het toe. (…) Ik heb je gedrogeerd en je grenzen vervaagd. (…)
[slachtoffer] Je neukt iemand die nee zegt. En gedrogeerd is.
[verdachte]: Dat heb ik gedaan. (…)
[slachtoffer] Ik deed het al 5 maanden niet met je.
[verdachte]: Wat ik heb gedaan is ook verkeerd. (…) Misbruik ja. Tegen de wil in ja. Gedrogeerd ja. (…) Het spijt me heel erg.
(Dossierpagina 437-438)[02-07-2021]
[slachtoffer] Heb je mijn mogelijkheid om nee te kunnen zeggen ontnomen?
[slachtoffer] Heb je mijn nee genegeerd?
[slachtoffer] Heb je seks gehad tegen mijn zin in?
[slachtoffer] Heb je stiekem het condoom afgedaan en ben je klaargekomen in mij?
[02-07-202116:43:00] [slachtoffer] Heb je me dus verkracht?
[02-07-202117:18:47] [verdachte]: Klopt allemaal
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 22 en 23 mei 2021 heeft de verdachte xtc/MDMA in de thee en wijn van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) gedaan en aan haar gegeven. [slachtoffer] heeft van dit drankje gedronken. Vervolgens heeft er seks plaatsgevonden, waarbij de verdachte [slachtoffer] meerdere malen met zijn penis vaginaal gepenetreerd en gevingerd.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of [slachtoffer] is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen of dat dit op vrijwillige basis is gebeurd.
Dwang
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is slechts sprake van dwang in de zin van artikel 242 Sr indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte mede omvat dat hij de ander tegen zijn of haar wil handelingen doet ondergaan die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen (bijv. HR 27 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2194).
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] en hij vooraf afspraken hadden gemaakt over het innemen van drugs en dat ze deze samen zouden gebruiken. [slachtoffer] heeft dit betwist en heeft uitgebreid verklaard dat zij tot drie maal toe een drankje heeft gekregen van de verdachte dat raar smaakte. Zij heeft niet verklaard dat zij dat bewuste weekend vrijwillig drugs heeft genomen. Dat zij, zoals de verdachte heeft verklaard, hadden afgesproken samen drugs te gebruiken volgt evenmin uit de tot bewijs gebezigde app-gesprekken tussen [slachtoffer] en de verdachte nu daarin niet wordt gesproken over afspraken omtrent het gebruiken van drugs. Integendeel, uit de app gesprekken volgt juist dat [slachtoffer] niets van de drugs wist en aan de verdachte hierover om opheldering vraagt, terwijl de verdachte in deze gesprekken erkent dat hij haar heeft gedrogeerd. Daarnaast heeft [slachtoffer] maandagochtend 24 mei 2021 in paniek de huisartsenpost gebeld over haar klachten en heeft zij samen met haar zus een neuroloog bezocht omdat zij zich gelet op de ervaring die zij dat weekend had gehad zorgen maakte over haar gezondheid. Dit strookt niet met de verklaring van de verdachte dat zij samen zouden hebben afgesproken drugs te nemen. Immers indien [slachtoffer] bewust en vrijwillig drugs had gebruikt, had het in de rede gelegen dat zij de door haar ervaren klachten daarop zou hebben kunnen terugvoeren. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer] op 22 mei en 23 mei 2021 niet vrijwillig drugs heeft genomen, maar dat zij de xtc/MDMA in haar drankjes toegediend heeft gekregen zonder dat zij dit wist.
Over de app-gesprekken heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in de appjes zou hebben toegegeven [slachtoffer] te hebben gedrogeerd om van haar gezeur af te zijn. Deze verklaring acht de rechtbank, gelet op de inhoud van de door de verdachte gestuurde teksten, niet aannemelijk.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat van dwang sprake is. De hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, in hun onderlinge samenhang beschouwd, laten immers geen andere conclusie toe dan dat [slachtoffer] niet wist dat er xtc/MDMA zat in de drankjes die zij dronk. De verdachte wist dat wel; hij heeft [slachtoffer] opzettelijk en buiten haar medeweten gedrogeerd. Door de drugs is [slachtoffer] in een staat van onmacht komen te verkeren waarin zij geen weerstand aan de verdachte kon bieden. Dit kan volgens de wet aan geweld worden gelijkgesteld (artikel 81 Sr). De verdachte heeft [slachtoffer] in die staat van onmacht gebracht en vervolgens seksueel misbruikt.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer], met dien verstande dat de rechtbank de verdachte ten aanzien van het in de mond brengen, bewegen of houden van zijn penis zal vrijspreken, nu [slachtoffer] daarover heeft verklaard dat de verdachte zijn geslachtsdeel in haar gezicht duwde. Ze heeft niet verklaard dat de verdachte zijn geslachtsdeel in haar mond heeft gebracht.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 22 mei 2021 tot en met 23 mei 2021 te Leiderdorp, door geweld en andere feitelijkheden, te weten
- het heimelijk drogeren met XTC (MDMA), door deze XTC (MDMA) door wijn en thee heen te roeren en deze thee en wijn telkens aan [slachtoffer] te overhandigen waarna zij deze (deels) heeft opgedronken waardoor zij niet meer in staat was haar wil in vrijheid te bepalen en kenbaar te maken en weerstand te bieden aan verdachte en
- het voorbijgaan aan eerder door die [slachtoffer] afgegeven verbale en non-verbale signalen dat zij geen seksueel contact met hem wenste,
voornoemde [slachtoffer] meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het in de vagina brengen en bewegen en houden van zijn, verdachtes, penis en/of vingers.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht aan de verdachte geen straf of maatregel op te leggen en hem onmiddellijk in vrijheid te stellen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht, gelet op de persoonlijke omstandigheden en het blanco strafblad van de verdachte, de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn ex-partner nadat hij haar door het toedienen van drugs (xtc/MDMA) in een staat van onmacht had gebracht. Hij is hierbij planmatig te werk gegaan doordat hij de drugs had meegenomen naar haar woning en de drugs meerdere keren op twee verschillende dagen zonder toestemming en buiten medeweten om in haar drankjes heeft gedaan en haar dit heeft laten drinken. Daarbij komt dat de verkrachting heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Door zo te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij het zelfbeschikkingsrecht op haar lichaam op grove wijze geschonden. Hoe ingrijpend de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest, blijkt uit haar ter terechtzitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring en de stukken die zijn gevoegd bij de vordering die zij als benadeelde partij heeft ingediend. Hieruit komt naar voren dat het feit veel impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft. Het slachtoffer heeft hulp gezocht bij een psycholoog en is gediagnosticeerd met PTSS. De verdachte heeft voor deze negatieve gevolgen geen oog gehad en heeft zich enkel bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder, zij het heel lang geleden, voor een overtreding van de Wegenverkeerswet is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 6 februari 2022, waaruit volgt dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat. Wel baart de manier waarop de verdachte kijkt naar het ten laste gelegde de reclassering zorgen nu het erop lijkt dat de verdachte het eindigen van de relatie moeilijk heeft kunnen accepteren. De reclassering heeft niet kunnen vaststellen of er (mede) een psychische oorzaak aan zijn handelen ten grondslag heeft gelegen, hetgeen gezien de aard van het delict niet kan worden uitgesloten. Met het oog op het verminderen van de recidivekans acht de reclassering verdere diagnostisering en het opstellen van een veiligheidsplan van belang. In geval van een veroordeling heeft de reclassering geadviseerd aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering;
- een verplichte ambulante behandeling, met daarbij het verrichten van diagnostiek en het opstellen van een veiligheidsplan;
- een contactverbod met het slachtoffer;
- het verschaffen van toestemming om relevante referenten te raadplegen, openheid geven over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en toestemming verlenen tot contactopname met die (of een eventuele nieuwe) relatie.
De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin is als uitgangspunt voor verkrachting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden vermeld. Ook heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In deze zaak rekent de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee dat de verdachte het slachtoffer drugs heeft toegediend en toen zij zich zorgen maakt over haar gezondheid, hij haar in het ongewisse heeft gelaten door eerst te ontkennen dat hij haar had gedrogeerd, waardoor het slachtoffer zelfs neurologisch onderzoek heeft laten verrichten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel heeft tot doel om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk op te leggen deel een proeftijd van drie jaren verbinden met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De reclassering acht het recidiverisico aanwezig. Gezien de aard van het ten laste gelegde is een (nieuwe) partnerrelatie voor betrokkene wellicht een risicofactor, zeker zolang betrokkene nog niet in behandeling is. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 12.898,43, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 2.898,43 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. Bij het toe te wijzen deel van de vordering verzoekt de benadeelde partij een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het verzoek om schadevergoeding geheel moet worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Verder heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, mede gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoeding gematigd dient te worden omdat de bij de vordering ter onderbouwing bijgevoegde jurisprudentie niet vergelijkbare zaken betreffen zodat die niet als uitgangspunt kunnen dienen voor toekenning van het gevorderde bedrag. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft de raadsvrouw zich voor wat betreft de posten accupunctuur en reiskosten aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Voor de overige posten heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden afgewezen omdat de verdachte de huissleutels al had ingeleverd en het aangekochte nieuwe bed, beddengoed en de nachtkastjes pas in december 2021 zijn gekocht en dus niet als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten nieuw slot, het bijmaken van sleutels, de aankoop van een nieuw bed, nieuw beddengoed, nieuwe kussens en nachtkastjes, accupunctuur, het opstellen van de verklaring voor accupunctuur door de behandelaar en de reiskosten, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit ter grootte van het gevorderde bedrag.
Door de benadeelde partij is nu al vergoeding van het eigen risico van de zorgverzekering over het jaar 2022 gevorderd. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting toegelicht dat deze post samenhangt met een eventueel hoger beroep in de strafzaak. Omdat op het moment van beoordeling en beslissing onzeker is of in de strafzaak hoger beroep zal worden ingesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De kosten die zijn gemaakt voor nieuwe sleutelhanger alarm zal de rechtbank afwijzen nu de rechtbank van oordeel is dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan van het bewezenverklaarde feit en derhalve geen rechtstreekse schade betreffen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid tot op heden (24 februari 2022) vaststellen op een bedrag van € 3.500,-. De rechtbank realiseert zich, dat een ervaring als deze moeilijk in geld is uit te drukken en heeft daarom acht geslagen op de aard van de geleden schade en op de bedragen die in soortgelijke zaken doorgaans worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Voor dat deel kan zij slechts bij de burgerlijke rechter terecht.
Totaal
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 5.976,48, bestaande uit € 2.476,48 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 mei 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De politierechter begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten aan haar is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.976,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [slachtoffer].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling stelt van een forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven en zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Diagnostiek kan een onderdeel zijn van de behandeling bij de Waag, zodat uitgezocht kan worden wat er ten grondslag heeft gelegen aan de keuze voor zijn handelen en of er wellicht sprake is van onderliggende (persoonlijkheids)problematiek. Daarnaast is het opstellen van veiligheidsafspraken gewenst. Een veiligheidsplan is bedoeld om de risicofactoren te minimaliseren en nieuwe delicten en/of verdenkingen te voorkomen;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk en daarnaast openheid te geven over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties, waarbij hij ook toestemming verleent tot contactopname met die (of een eventuele nieuwe) relatie;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.976,48 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer];
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de post nieuwe sleutelhanger alarm af;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel alleen bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.976,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer];
bepaalt als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 64 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Boers, voorzitter,
mr. S.W.E. de Ruiter, rechter,
mr. N.R.A. Meerbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. van der Does en mr. L. Heijkoop-Drosten, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2022.
Mr. L. Heijkoop-Drosten is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.