ECLI:NL:RBDHA:2022:14858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot voortvarendheid van de staatssecretaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 augustus 2022, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 29 augustus 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser aangegeven niet ter zitting te willen verschijnen en een afstandsverklaring te hebben getekend. Zowel eiser als verweerder waren vertegenwoordigd door hun gemachtigden, en er was een tolk aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser. De rechtbank heeft ook geen ambtshalve redenen gevonden om te concluderen dat de maatregel ten onrechte is opgelegd. Eiser heeft echter wel vragen gesteld over de voortvarendheid van de staatssecretaris in de uitzettingsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 22 juli 2022 een aanvraag voor een laissez-passer is gedaan bij de Nigeriaanse ambassade, en dat er op verschillende momenten contact is geweest met de ambassade. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar gemaakt op 5 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16006
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. De bode/beveiliger van het detentiecentrum heeft de rechtbank voor aanvang van de zitting medegedeeld dat eiser niet ter zitting wenst te verschijnen en dat hij een afstandsverklaring heeft getekend. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Als tolk is verschenen I.D.O. Onwuegbuchu.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en
nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. Het is de rechtbank ook niet ambtshalve gebleken dat de maatregel ten onrechte aan eiser is opgelegd.
Voortvarendheid
4. Eiser vraagt zich af of verweerder wel voldoende voortvarend handelt. Het is eiser daarnaast niet duidelijk welke stappen verweerder zal ondernemen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op 22 juli 2022 is een laissez-passer aanvraag gedaan bij de Nigeriaanse ambassade. Op 28 juli 2022 en op 18 augustus 2022 heeft verweerder gerappelleerd bij de ambassade. Op 15 augustus 2022 is met eiser een vertrekgesprek gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting van eiser. Ter zitting heeft verweerder ook medegedeeld dat eiser in gesprek kan gaan met de regievoerder, mocht hij vragen hebben over de vervolgstappen.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.