ECLI:NL:RBDHA:2022:14851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 augustus 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 29 augustus 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiser aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de maatregel van bewaring niet heeft betwist, maar heeft wel aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische klachten in de belangenafweging meegewogen hadden moeten worden. De rechtbank oordeelt echter dat de GGD arts eiser detentiegeschikt heeft geacht en dat de belangenafweging door verweerder correct is uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de overdracht van eiser naar de Zweedse autoriteiten voldoende duidelijk is gemaakt en dat verweerder voortvarend heeft gehandeld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16317
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Soedamah), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. El Arrag. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten
of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist.
Lichter middel
4. Eiser voert aan dat gezien zijn lichamelijke klachten de belangenafweging in het voordeel van hem had moeten uitvallen. Eiser heeft een gebroken pols/duim, pijn aan zijn mond door een operatie, hij heeft ijzer in zijn mond en klachten aan zijn been omdat hij van zijn fiets is gevallen. Ter zitting voegt eiser daaraan toe dat hij ook psychische klachten heeft. Daarnaast voert eiser aan dat een lichter middel moet worden toegepast omdat nog niet bekend is op welke dag hij aan de Zweedse autoriteiten wordt overgedragen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser is in het detentiecentrum onderzocht door een GGD arts, deze heeft eiser detentiegeschikt geacht. Daarnaast heeft verweerder een belangenafweging gemaakt in de maatregel van bewaring, waarbij de lichamelijke klachten van eiser ook zijn meegewogen. Tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling en het gesprek bij de GGD arts heeft eiser niet verklaard over psychische klachten. Verweerder kon dit dan ook niet betrekken in de belangenafweging. De rechtbank volgt niet het standpunt van eiser dat verweerder geen juiste belangenafweging heeft gemaakt. Over de overdrachtsdatum heeft verweerder op 26 augustus 2022 medegedeeld dat eiser op 16 september 2022 moet verschijnen op een politierechterzitting en dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) bezwaar heeft tegen een overdracht vóór die datum. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat het OM niet langer bezwaar heeft tegen een overdracht. Een vlucht naar Zweden moet vijf werkdagen van tevoren worden gemeld en er worden geen vluchten ingepland op vrijdag. De verwachting is dat eiser in de loop van de week van 5 september 2022 zal worden overgedragen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende duidelijk heeft gemaakt wanneer de overdracht zal plaatsvinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarendheid
6. Eiser voert aan dat verweerder eerder een vlucht had kunnen aanvragen. Eiser is op 20 augustus 2022 in bewaring gesteld, toen had verweerder al een vlucht kunnen boeken.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft op 25 augustus 2022 een vertrekgesprek met eiser gehouden en op diezelfde dag is ook een overdrachtsbesluit genomen. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat in verband met de beroepstermijn terzake een overdrachtsbesluit standaard een week wordt afgewacht, voordat een vlucht wordt geboekt. Daarnaast is pas op 29 augustus 2022 bekend geworden dat het OM geen bezwaar heeft tegen de overdracht van eiser. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld aan de overdracht van eiser.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.