Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2022 uitspraak gedaan in de zaken van een gezin bestaande uit een vader, moeder en twee minderjarige kinderen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had aan het gezin de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij ook een verzoek om schadevergoeding is ingediend. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 12 september 2022, waarbij de eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. F.W. Verweij, en de verweerder door mr. G. Cambier.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring op 5 september 2022 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich heeft beperkt tot de vraag of schadevergoeding moet worden toegekend. De rechtbank heeft geen onregelmatigheden aangetroffen in de maatregelen van bewaring en heeft geoordeeld dat de gronden voor de bewaring voldoende waren. De eisers hebben niet betwist dat de gronden voor de bewaring geldig waren, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzwaarde belangenafweging ten aanzien van de minderjarige kinderen correct is uitgevoerd. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de situatie van de minderjarige kinderen onlosmakelijk verbonden is met die van hun ouders en dat de bewaring in een gesloten gezinsinstelling is uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met de belangen van de kinderen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 september 2022.