ECLI:NL:RBDHA:2022:14849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
Nl22.17185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met geschil over inzet beëdigde tolk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I.M. Hagg, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 29 augustus 2022 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat er geen beëdigde tolk was ingeschakeld tijdens het gehoor voor inbewaringstelling, wat volgens hem een schending van zijn rechten betekende. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en zijn gemachtigde bij hem was. De tolk had afgezegd, maar met instemming van eiser is de zaak toch ter zitting behandeld.

De rechtbank overwoog dat in het proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2022 was vermeld dat er een beëdigde tolk ontbrak, terwijl er in het tolkenregister wel een beëdigde tolk voor de Wolof-taal vermeld stond. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk pogingen waren gedaan om een beëdigde tolk in te schakelen, maar dat deze niet beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat de overige gronden voor de maatregel van bewaring, die niet betwist waren door eiser, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en werd openbaar gemaakt op 12 september 2022. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17185
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Hagg),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De tolk heeft voor de zitting afgezegd. Met instemming van eiser en zijn gemachtigde is de zaak wel ter zitting behandeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Tolk
1. Eiser stelt dat uit de tekst van het proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2022, wat als aanvulling geldt op het proces-verbaal van het gehoor voor inbewaringstelling van 29 augustus 2022, blijkt dat is nagelaten een beëdigde tolk in te schakelen tijdens het gehoor voor inbewaringstelling. In dit proces-verbaal van 30 augustus 2022 staat namelijk dat er een beëdigde tolk “ontbreekt”, maar in het tolkenregister is wel degelijk één beëdigde tolk in de Wolof taal vermeld. Het is in elk geval onduidelijk of is geprobeerd de beëdigde tolk in te in te schakelen of niet.
2. De rechtbank overweegt het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2022 is vermeld: “
Gezien het ontbreken van een beëdigd tolk voor deze taal in het register van beëdigde tolken en vertalers, is er uitgeweken naar een niet beëindigde tolk.
te weten: [A] ’.Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij navraag heeft gedaan bij de verbalisante. Dit heeft uitgewezen dat met de passage
“het ontbreken van een beëdigde tolk”is bedoeld dat wél is getracht een beëdigde tolk in te schakelen, maar dat deze niet beschikbaar was voor het gehoor. De rechtbank acht deze toelichting plausibel en afdoende. Verweerder heeft dan ook op goede gronden een tolk ingeschakeld die niet is vermeld in het tolkenregister. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewaringsgronden
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen de lichte grond onder 4d heeft betwist. Verweerder heeft deze lichte grond ter zitting prijsgegeven. De rechtbank is van oordeel dat de overige, niet betwiste, gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd de maatregel al kunnen dragen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.