ECLI:NL:RBDHA:2022:14848
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunningen voor kennismigrant en gezinshereniging
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, een man en een vrouw, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De man had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel 'arbeid als kennismigrant', terwijl de vrouw een aanvraag had gedaan voor gezinshereniging. Beide aanvragen werden op 24 november 2021 afgewezen.
Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij de behandeling van hun bezwaar in Nederland konden afwachten. Tevens vroegen zij de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het primaire besluit op te schorten en om verweerder te veroordelen tot vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het afwachten van de bezwaarprocedure in Nederland.
De voorzieningenrechter heeft, gelet op de toestemming van beide partijen om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, buiten zitting uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, zodat verzoekers de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland mogen afwachten. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 759,-, en dient hij het door verzoekers betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.