ECLI:NL:RBDHA:2022:14848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 januari 2023
Zaaknummer
NL21.18846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunningen voor kennismigrant en gezinshereniging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, een man en een vrouw, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De man had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel 'arbeid als kennismigrant', terwijl de vrouw een aanvraag had gedaan voor gezinshereniging. Beide aanvragen werden op 24 november 2021 afgewezen.

Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij de behandeling van hun bezwaar in Nederland konden afwachten. Tevens vroegen zij de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het primaire besluit op te schorten en om verweerder te veroordelen tot vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het afwachten van de bezwaarprocedure in Nederland.

De voorzieningenrechter heeft, gelet op de toestemming van beide partijen om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, buiten zitting uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, zodat verzoekers de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland mogen afwachten. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 759,-, en dient hij het door verzoekers betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18846

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer 1]
(gemachtigde: mr. M. Erik),

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. M. Erik)
Tezamen te noemen: verzoekers
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

Procesverloop

Bij het besluit van 24 november 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘arbeid als kennismigrant’ afgewezen. Bij ditzelfde besluit heeft verweerder ook de aanvraag van verzoekster voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat verzoekers de behandeling van het bezwaar in Nederland kunnen afwachten. Zij hebben de voorzieningenrechter daarnaast verzocht de rechtsgevolgen van het primaire besluit op te schorten en verweerder op te dragen hen in de bezwaarfase te horen. Tot slot hebben verzoekers verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter en verzoekers meegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover verzoekers daarmee hebben verzocht de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland af te mogen wachten. Verweerder heeft daarnaast aangegeven zich niet tegen een veroordeling in te proceskosten te verzetten.

Overwegingen

1. Verzoekers en verweerder hebben toestemming verleend voor het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Gelet op artikel 8:81, eerste lid en artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), doet de voorzieningenrechter daarom buiten zitting uitspraak in deze zaak.
2. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing, zal de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk gegrond toewijzen, voor zover is verzocht dat verzoekers de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland mogen afwachten. Voor het treffen van een verderstrekkende voorlopige voorziening ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
3. Er bestaat in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een wegingsfactor 1). Ook dient verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,- te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de uitzetting van verzoekers uit Nederland achterwege dient te blijven tot na de bekendmaking op de voorgeschreven wijze van het besluit op het bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 759,- (zevenhonderdnegenenvijftig euro) te betalen aan verzoekers;
- gelast dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,- (honderdeenentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.