ECLI:NL:RBDHA:2022:14806
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van zorg- en opvoedingstaken en afhankelijkheidsrelatie met kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in de zaken AWB 19/9302 en AWB 19/9303, waarbij de rechtbank de aanvraag van eiser tot afgifte van een verblijfsdocument op basis van zorg- en opvoedingstaken voor zijn kind heeft afgewezen. Eiser, een Nigeriaanse staatsburger, had verzocht om verblijf bij zijn zoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, op grond van het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken verricht voor zijn kind, en dat er geen zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat het kind gedwongen zou zijn de EU te verlaten indien aan eiser geen verblijfsdocument wordt verstrekt.
De rechtbank stelde vast dat de primaire zorg voor het kind bij de moeder ligt en dat eiser slechts marginaal betrokken is bij de opvoeding. Eiser had weliswaar enkele documenten en verklaringen overgelegd, maar deze waren onvoldoende om aan te tonen dat hij een significante rol speelt in de zorg voor zijn kind. De rechtbank concludeerde dat de zorg- en opvoedingstaken die eiser verricht, niet als voldoende substantieel kunnen worden aangemerkt om een afgeleid verblijfsrecht te rechtvaardigen.
Daarnaast werd het beroep van eiser op het niet gehoord worden door de verweerder verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Raad van State.