ECLI:NL:RBDHA:2022:14797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
NL22.4860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft verzoeker op 27 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het doel om verblijf te verkrijgen als familie- of gezinslid bij [A], op basis van artikel 8 van het EVRM. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 februari 2021 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 9 september 2021 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank op 25 januari 2022, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de Staatssecretaris werd opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor verzoeker niet uit Nederland mocht worden verwijderd totdat op zijn bezwaar was beslist.

Na het intrekken van het besluit van 15 maart 2022 door de Staatssecretaris, heeft verzoeker verzocht om de voorlopige voorziening aan te passen naar een verzoek hangende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker geen procesbelang heeft bij dit verzoek, aangezien er al een uitspraak was gedaan die verzoeker beschermde tegen verwijdering. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op dat moment nog geen beslissing was genomen op het bezwaar van verzoeker, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is openbaar gemaakt op 29 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.4860
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.E.M. Bezem),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

1. Verzoeker heeft op 27 oktober 2020 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A]’ op grond van artikel 8 van het EVRM.1
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 februari 2021 afgewezen. Bij besluit van 9 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 januari 2022 met zaaknummer NL21.15553 het beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 september 2021 vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De voorzieningenrechter heeft verder bij uitspraak van diezelfde datum met zaaknummer NL21.15554 het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en heeft bepaald dat verweerder verzoeker niet uit Nederland kan verwijderen totdat op zijn bezwaar is beslist.
4. Verweerder heeft vervolgens op 15 maart 2022 een nieuw besluit genomen waarin het bezwaar van verzoeker opnieuw ongegrond is verklaard.
5. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL22.4859. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
6. Verweerder heeft op 10 augustus 2022 medegedeeld dat het besluit van 15 maart 2022 wordt ingetrokken en dat het streven is om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7. Verzoeker heeft vervolgens verzocht om het verzoek om de voorlopige voorziening hangende de beroepsprocedure om te zetten naar een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar. Deze uitspraak gaat over dit verzoek.
8. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

9. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen procesbelang heeft bij dit verzoek. Bij de uitspraak van 25 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter namelijk al bepaald dat verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat op zijn bezwaar is beslist. Omdat verweerder het besluit op bezwaar van 15 maart 2022 heeft ingetrokken en daarbij niet direct een nieuw besluit heeft genomen, heeft verweerder op dit moment nog niet beslist op het bezwaar van verzoeker. Verweerder heeft in zijn berichtgeving van 10 augustus 2022 ook bevestigd dat verzoeker de nieuwe beslissing op bezwaar in Nederland mag afwachten. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 augustus 2022

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.