2.4.Op verzoek van [verzoeker] hebben er (voorlopige) getuigenverhoren plaatsgevonden.
[verzoeker] zelf heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
“Op 20 oktober 2018 reed ik als bestuurder van een scooter over een rotonde aan het [straatnaam 1] in Den Haag . [naam 3] zat bij mij achterop. Volgens mij reed ik 29/30 km/uur.
Toen ik op de rotonde reed zag ik een blauwe [auto] . Ik kan me niet herinneren hoe hard de [auto] reed. Voor zover ik me kan herinneren reed deze [auto] ook rechtdoor over de rotonde. De auto had geen richting aanwijzer aan. Daarom dacht ik ook dat de auto rechtdoor ging, daarmee bedoel ik in de richting van de Haagse Hogeschool. De 2e keer dat ik de auto zag, tevens de laatste keer, toen was de auto precies naast me. Daarmee bedoel ik dat de auto op de haaientanden voor het afslaand verkeer stond. Ik dacht dat hij mij zou aanrijden dus daarom heb ik mijn voor- en achterrem hard ingedrukt om een ongeval te voorkomen. Toen ben ik gevallen.”
De heer [naam 3] , die tijdens het ongeval bij [verzoeker] achterop de scooter zat, heeft verklaard:
“Op een gegeven moment kwamen we bij de rotonde aan het [straatnaam 1] . We reden met een normale snelheid, daarmee bedoel ik dat we de maximale snelheid niet overschreden. Mijn inschatting is dat we ongeveer 25 à 30 km/uur reden, maar daarbij merk ik wel op dat ik niet de bestuurder was. Dus meer dan deze inschatting kan ik niet geven. Op een gegeven moment, toen we nog net voor de rotonde reden, zag ik in mijn linker oog een auto waarvan ik inmiddels weet dat het een blauwe [auto] is. Een moment later, toen we inmiddels net op de rotonde waren zag ik de auto nog een keer. In mijn beleving reed de auto een beetje snel. Daarmee bedoel ik dat de auto te snel reed met het oog op de verkeerssituatie: op een rotonde moet je stoppen voor het overige verkeer. Ik kan niet inschatten hoe hard de auto reed. Toen ik de auto voor de 2e keer zag, zag ik dat hij geen teken gaf dat hij ging remmen. Ik merkte vervolgens dat de scooter afremde en omviel. Het volgende dat ik me kan herinneren is dat we op de grond lagen.”
[verweerster] heeft als getuige verklaard:
“Eenmaal op de rotonde wilde ik rechts afslaan richting de [straatnaam 2] , op dat moment zag ik een scooter met een noodgang aankomen rijden, daar zaten 2 jongens op. Met noodgang bedoel dat de scooter heel snel reed (getuige maakt een geluid pfieuw!), ik denk zeker wel 40 km per uur. Ik kan dat niet op iets concreets baseren en dit was meer mijn idee, mijn gevoel. Het ging echt met een noodgang.
Op de print die als bijlage bij dit verhoor wordt gevoegd teken ik een cirkel met daarin een 1. Dat is het punt waarop ik mij bevond waarop ik de scooter voor het eerst waarnam, Met een kruisje duid ik de plek aan waar ik de scooter op dat moment zag.
Ik was dus op de rotonde en wilde afslaan, de versnelling stond in zijn 2, ik denk dat ik 10 a 20 km per uur reed. Ik weet zeker dat de versnelling in zijn 2 stond omdat ik de auto altijd in die versnelling zet als ik afsla. Ik weet 100% nee 1000% zeker dat ik op dat moment met richting aanwijzer aan had staan. Ik kan mij dat herinneren. Toen ik vlak bij de haaientanden was en daadwerkelijk wilde afslaan keek ik over mijn rechterschouder. Toen zag ik de jongens snel dichterbij komen. Toen remde ik. Het was geen noodstop, ik remde zoals ik dat normaal doe. Op dat moment zag ik dat de scooter hard remde. […] Op het moment dat ik die jongens zag bevond ik mij ongeveer 1 meter voor de haaientanden en volgens mij ben ik toen helemaal gestopt. Ik kan me niet goed herinneren hoe dat is gebeurd. Het kan zijn dat ik daar ben gestopt, het kan zijn dat ik na het remmen de auto nog heb door laten rollen. Ik weet zeker dat ik op tijd ben gaan remmen. Met op tijd bedoel ik dat ik ze zie.
Na voorlezing verklaart getuige dat zij zeker weet dat zij voor de haaientanden is gestopt omdat zij normaal heeft geremd en op het beging van de haaientanden terecht is gekomen, wat betekent dat zij een stukje zal zijn doorgerold.”
De heer [naam 4] , die in een auto achter [verweerster] op de rotonde reed, heeft onder meer het volgende verklaard:
“Toen ik net op, of halverwege de rotonde was, zag ik een scooter die rotonde opkomen, daarop zaten twee jongens. [..] Op dat moment reed ik denk ik 10 a 15 meter achter een andere auto waarin later [verweerster] bleek te zitten. Ik kende haar tot dat moment niet. Ik zag dat [verweerster] wilde afslaan, dat zag ik omdat zij haar knipperlicht aan had staan en haar auto die richting op stond. Ik durf niet te zeggen of [verweerster] op dat moment stil stond of aan het rijden was. Hierbij wil ik zeggen dat het mij opviel dat die scooter daar reed. Daar let ik altijd op als ik op die rotonde ben. Het is een druk kruispunt waar fietsers en brommers graag hun voorrang nemen. [..] Op dat moment was ik denk ik 8 meter verwijderd van de auto van [verweerster] , ik ben dichterbij de auto gekomen doordat [verweerster] remde. Ik zou niet weten of zij abrupt remde of wat langzamer.
[..]
U vraagt mij naar het rijgedrag van [verweerster] . Zij reed niet bijzonder zacht of hard, gewoon normaal. Ook de scooter reed niet bijzonder hard of zacht, ik denk gewoon de toegestane snelheid (35 km per uur). Als u mij zou vragen hoe dit ongeval is ontstaan denk ik dat het is gebeurd doordat de bestuurder van de scooter een schrikreactie had op het moment dat de auto van [verweerster] op of net over de haaientanden stond. U vraagt mij een paar keer of de auto op of over de haaientanden stond, dat laat ik liever open.”