In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een vader, moeder, zus en drie broers, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van de heer [A]. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen in een besluit van 15 april 2021. Na bezwaar van eisers heeft de Staatssecretaris op 3 juni 2022 het bezwaar ongegrond verklaard, maar dit besluit werd later op 26 september 2022 ingetrokken. Eisers hebben de rechtbank laten weten dat er opnieuw geen beslissing is genomen, wat hen heeft doen besluiten om beroep in te stellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist. De rechtbank heeft overwogen dat een ingebrekestelling niet nodig was, omdat de beslistermijn al was verstreken op het moment dat het besluit werd ingetrokken. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen het griffierecht van € 181,- en de proceskosten van € 759,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 30 september 2022.