ECLI:NL:RBDHA:2022:14783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
NL22.9149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor familieleven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning voor familieleven had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 28 april 2022, waarbij de verzoeker werd opgedragen Nederland en de Europese Unie binnen vier weken te verlaten. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter stelt vast dat de werking van het besluit van 28 april 2022 niet geschorst wordt, ook niet bij bezwaar. Echter, verweerder heeft op 12 september 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.

Gezien het feit dat er geen geschil meer is over de uitzetting van de verzoeker, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Daarnaast is bepaald dat de Staatssecretaris het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 184,00 moet vergoeden, evenals de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt, tot een bedrag van € 759,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9149
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.C.M. Nederveen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

In het besluit van 28 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen en bepaald dat verzoeker binnen 4 weken Nederland en de Europese Unie moet verlaten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het besluit van 28 april 2022 op grond van artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet geschorst wordt, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt.
3. Verweerder heeft op 12 september 2022 medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
4. Nu gezien het voorgaande tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1.0 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 759,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,00 aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.