ECLI:NL:RBDHA:2022:14732
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Verweigerde asielaanvragen op grond van Dublinverordening en medische omstandigheden van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.13180 en NL22.13182, waarbij eisers, een gezin met minderjarige kinderen, een beroep hebben ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting zijn eisers niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de Staatssecretaris wel aanwezig was.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de bestreden besluiten van de Staatssecretaris beoordeeld aan de hand van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit artikel stelt dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval had Nederland een verzoek om overname aan Italië gedaan, maar Italië had hierop niet tijdig gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond.
Eisers voerden aan dat de overdracht naar Italië zou betekenen dat de medische behandeling van hun kinderen zou moeten worden onderbroken, wat niet in het belang van de kinderen zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder er vanuit mocht gaan dat de medische problemen van de kinderen ook in Italië behandeld konden worden, en dat er geen (medische) stukken waren overgelegd die de gestelde medische situatie onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor de Staatssecretaris om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvragen van eisers aan zich te trekken. De beroepen werden ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.