ECLI:NL:RBDHA:2022:14732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
NL22.13180 en NL22.13182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde asielaanvragen op grond van Dublinverordening en medische omstandigheden van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.13180 en NL22.13182, waarbij eisers, een gezin met minderjarige kinderen, een beroep hebben ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting zijn eisers niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de Staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de bestreden besluiten van de Staatssecretaris beoordeeld aan de hand van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit artikel stelt dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval had Nederland een verzoek om overname aan Italië gedaan, maar Italië had hierop niet tijdig gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond.

Eisers voerden aan dat de overdracht naar Italië zou betekenen dat de medische behandeling van hun kinderen zou moeten worden onderbroken, wat niet in het belang van de kinderen zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder er vanuit mocht gaan dat de medische problemen van de kinderen ook in Italië behandeld konden worden, en dat er geen (medische) stukken waren overgelegd die de gestelde medische situatie onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor de Staatssecretaris om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvragen van eisers aan zich te trekken. De beroepen werden ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.13180 en NL22.13182
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser] en [eiseres], eisers V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
Mede namens hun minderjarige kinderen,
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
V-nummers: [V-nummer 3] en [V-nummer 4]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluiten van 11 juli 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaken NL22.13181 en NL22.13183, op 26 juli 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn, met bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
2. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte niet in de beoordeling heeft betrokken dat overdracht naar Italië zou betekenen dat de medische behandeling van de kinderen (bij dezelfde arts) zou moeten worden onderbroken en dat dit wegens het belang van de jonge kinderen niet kan worden gevergd.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er vanuit gaan dat de gestelde medische problemen van de kinderen van eisers ook in Italië behandeld kunnen worden. Dit is ook niet betwist. Echter, zowel de medische klachten als de gestelde binding met de arts zijn niet met (medische) stukken onderbouwd. Dat heeft verweerder ook geconstateerd. Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan een onderbouwing niet mocht worden verwacht. Reeds hierom heeft verweerder in de gestelde medische situatie geen reden hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvragen van eisers aan zich te trekken. Van een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
4. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2022 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
26 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.