ECLI:NL:RBDHA:2022:14731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/3816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit in Handhaving en Toezichtlocatie van asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een asielzoeker van Iraakse nationaliteit, en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA, waarbij hij op 10 mei 2022 werd geplaatst in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen. Dit besluit was genomen op basis van artikel 10 en 11 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Daarnaast had het COA op 13 mei 2022 een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan eiser, die ook onderwerp van beroep was. De rechtbank heeft beide beroepen op 4 juli 2022 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en heeft vervolgens de beroepen beoordeeld.

Eiser voerde aan dat het plaatsingsbesluit onrechtmatig was, omdat hij niet eerder bij incidenten betrokken was en hij zijn excuses had aangeboden voor zijn gedrag, dat onder invloed van alcohol was. De rechtbank oordeelde echter dat het gedrag van eiser, dat als een incident met een zeer grote impact werd gekwalificeerd, een plaatsing in de HTL rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiser voldoende waren meegewogen bij het opleggen van het besluit. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3816

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe),
en
het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (Coa), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) besloten om eiser op diezelfde datum te plaatsen in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005).
Bij besluit van 13 mei 2022 (de vrijheidsbeperkende maatregel) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit is geregistreerd onder zaaknummer AWB 22/3816. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is geregistreerd onder zaaknummer NL22.10735. In beide procedures wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft de beroepen samen op 4 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986.
Stukken te laat ingediend
2. Eiser voert aan dat verweerder de stukken te laat heeft ingediend, namelijk op 17 juni 2022 in plaats van 15 juni 2022.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Het bestreden besluit is inderdaad later aan het dossier toegevoegd, namelijk op 17 juni 2022 in plaats van 15 juni 2022. Het bestreden besluit is echter ook persoonlijk aan eiser uitgereikt. Daarnaast merkt de rechtbank in dit kader op dat het onderzoek ter zitting tweemaal is verplaatst, van 20 juni 2022 naar 27 juni 2022 en daarna naar 4 juli 2022. Hierdoor heeft eiser in ieder geval voldoende tijd gehad om het stuk (nogmaals) te bestuderen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Plaatsingsbesluit onrechtmatig
4. Eiser voert aan dat het plaatsingsbesluit onrechtmatig is geweest. Eiser is niet eerder bij incidenten betrokken geweest. Hij heeft meteen zijn excuses aangeboden en aangegeven dat hij onder invloed was van alcohol. Eiser heeft bovendien zijn gedrag meteen aangepast, door zo min mogelijk met anderen in contact te komen. Het is niet gebleken dat het voorgaande is meegenomen bij het opleggen van het bestreden besluit. Het plaatsingsbesluit is niet proportioneel en niet evenredig, verweerder had moeten volstaan met een waarschuwing.
5. De rechtbank gaat uit van het incident zoals opgenomen in de verslaglegging van het COA. Op pagina 2 valt onder andere het volgende te lezen:

Conclusie: (-) vertoond verbale en fysieke agressie naar de beveiliging. De impact van dit incident is zeer groot omdat (-) met zijn uitspraken en zijn gedrag er voor zorgt dat er een onveilig gevoel bij medewerkers ontstaat, daarnaast is er sprake van afbreuk aan werkproces en werk-woonvreugde op locatie, Tevens heeft de beveiliger een pijnlijk been overgehouden aan de fysieke agressie.
Maatregel: Er is besloten om een HTL maatregel op te leggen op basis van ontoelaatbaar, grensoverschrijdend en antisociaal gedrag jegens andere, waarbij er sprake is van fysieke agressie jegens medewerkers. Een lagere maatregel is overwogen, echter vanwege de intensiteit / impact van dit incident vind het COA een HTL maatregel rechtvaardig.
6. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het gedrag van eiser een plaatsing in de HTL. Volgens het Maatregelbeleid van het COA, onder 4.3.8., kan het plaatsingsbesluit worden opgelegd in twee situaties. Na één incident met een zeer grote impact, of met eerdere incidenten met een grote of zeer grote impact. Uit het plaatsingsbesluit volgt dat de gedragingen van eiser zijn te kwalificeren als een incident met een zeer grote impact.
7. Verder staat op pagina 3 van het bestreden besluit het volgende:

Uw toelichting op het incident:
Ik was dronken. Ik weet niet meer wat er gebeurd is. Duizendmaal sorry. Ik begrijp dat er consequenties zitten aan mijn gedrag en ik zal daarom ook meewerken.
Motivering:
De gegeven visie geeft geen grond om af te wijken van de maatregel. Dit gezien de impact van het incident en daarom wordt er niet afgeweken.
8. De rechtbank oordeelt dat hieruit voldoende blijkt dat de verklaringen van eiser zijn meegewogen bij het opleggen van het besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 JULI 2022

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger
beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State