ECLI:NL:RBDHA:2022:14717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL22.15401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met Egyptische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, van Egyptische nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 17 januari 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder al beroep ingesteld tegen het opleggen van de maatregel, maar deze waren ongegrond verklaard. Op 13 juli 2022 heeft verweerder de maatregel van bewaring met maximaal twaalf maanden verlengd, wat eiser heeft bestreden met een verzoek om schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat hij wel degelijk meewerkt aan zijn uitzetting, ondanks zijn eerdere uitspraken dat hij niet terug wil keren naar Egypte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft bijgedragen aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit, en dat zijn medewerking aan vertrekgesprekken niet voldoende is om te concluderen dat hij volledig meewerkt aan zijn terugkeer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de verlenging van de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd zijn en dat er geen verzwaarde belangenafweging nodig is. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen het zicht op uitzetting naar Egypte. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15401
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 januari 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eerdere beroepen tegen het opleggen dan wel voortduren van deze maatregel zijn ongegrond verklaard.
Bij besluit van 13 juli 2022 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd (verlengingsbesluit) op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Lotfi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992.
Toetsingskader
2. Verweerder moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de
bewaring voor de vreemdeling onredelijke bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.
Een aparte verzwaarde belangenafweging is daarbij niet nodig.1
Voorwaarden voor verlenging
3. Eiser voert aan dat het feit dat hij heeft aangegeven dat hij niet terug wil keren naar Egypte niet betekent dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting. Eiser heeft meegewerkt aan de presentatie en heeft een aantal keer gezegd dat hij zelfstandig terug wil keren naar Egypte. Daarbij komt dat hij ook heeft meegewerkt aan vertrekgesprekken, bijvoorbeeld die op 24 mei 2022 en op 5 juli 2022.
4. De rechtbank overweegt het volgende. In artikel 59, zesde lid, van de Vw staat dat de maatregel van bewaring met nog eens twaalf maanden mag worden verlengd, als uitzetting wellicht meer tijd zal vergen (alle redelijke inspanningen ten spijt) op de grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt. Eiser heeft geen documenten overgelegd waarmee hij zijn identiteit kan onderbouwen of waarmee hij zijn overdracht kan bespoedigen. Daarbij heeft eiser meerdere malen gezegd niet mee te zullen werken aan terugkeer naar Egypte. Dat eiser maanden nadat hij heeft geweigerd te verschijnen op een eerdere presentatie, bereid is geweest om mee te gaan naar de presentatie van 8 juni 2022, betekent niet dat hij meteen volledig meewerkt aan zijn terugkeer. Dit is ook voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewaringsgronden
5. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 17 januari 2022 in bewaring is gesteld omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn:
3a. Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
4a. zich niet aan één of meer andere voor hem gelden verplichting van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de motivering van alle zware en lichte gronden betwist. Hiertoe voert eiser aan dat in de motivering van de zware gronden staat dat eiser geen actieve bijdrage levert aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit en dat hij diverse malen heeft aangegeven dat hij niet wenst terug te keren. Eiser is het niet eens met deze motivering. Dat eiser heeft aangegeven niet terug te willen keren, betekent niet dat eiser niet meewerkt. Hij heeft meegewerkt aan zijn presentatie. Eiser heeft ook een aantal keer aangegeven zelf terug te willen keren naar Egypte en voert vertrekgesprekken met verweerder. Verder is de motivering van de lichte gronden een herhaling van zetten van het eerste besluit waarbij eiser in bewaring is gesteld. Het besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval de zware gronden onder 3d en 3i aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft mogen leggen. Eiser heeft zelf namelijk geen inspanning verricht om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. Dat eiser bij een tweede poging wel meewerkt aan een presentatie, is op zichzelf niet voldoende om te zeggen dat eiser hierdoor volledig meewerkt aan zijn terugkeer. Eiser heeft zelf geen acties ondernomen. Verder heeft eiser in meerdere vertrekgesprekken gezegd dat hij niet wil terugkeren naar Egypte, zie hiervoor bijvoorbeeld het vertrekgesprek van 26 april 2022. In latere vertrekgesprekken zegt eiser dat hij nog zal bekijken of hij terug wil keren naar Egypte. Uit deze houding blijkt ook niet dat eiser volledig meewerkt aan zijn terugkeer. Deze twee zware gronden kunnen de verlengingsmaatregel al dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
8. Eiser voert aan dat na acht maanden in bewaring te hebben gezeten een verzwaarde belangen afweging moet plaatsvinden. Deze belangenafweging moet in het voordeel van eiser uitvallen. Alleen het feit dat eiser in het begin niet heeft meegewerkt aan de presentatie bij de Egyptische autoriteiten heeft ervoor gezorgd dat er nu een verlengingsbesluit is genomen. Dat heeft eiser in juni 2022 hersteld door wel naar de presentatie te gaan. Hij werkt ook mee aan de vertrekgesprekken. Verder is het nog niet zeker binnen welke termijn de Egyptische autoriteiten over zullen gaan tot afgifte van de laissez-passer. Al met al moet eiser niet meer langer in bewaring worden gehouden.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van eiser terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel. Hierbij wordt als eerste opgemerkt dat er geen verzwaarde belangenafweging hoeft plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden.2
Eiser heeft meerdere malen gezegd dat hij niet mee wil werken aan zijn terugkeer naar Egypte. Verder is eiser niet actief achter zijn identiteitsdocumenten aangegaan. Tegen deze
2 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
achtergrond heeft verweerder het niet aannemelijk mogen achten dat het vertrek van eiser uit Nederland zal worden gerealiseerd wanneer een lichter middel opgelegd zou worden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Zicht op uitzetting
10. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het zicht op uitzetting naar Egypte.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.