Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Pakistaanse nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 juli 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 1 augustus 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 27 juli 2022 is opgeheven, omdat eiser een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De beoordeling van de rechtbank richtte zich daarom op de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest en of eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding en ophouding van eiser rechtmatig waren, ondanks zijn medische omstandigheden en de vroegtijdige binnentreding. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de bewaring voldoende waren en dat verweerder voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.