ECLI:NL:RBDHA:2022:14703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL22.417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning regulier op basis van verbroken gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning regulier voor eiseres, die de Surinaamse nationaliteit heeft. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 juli 2021 besloten de aan eiseres verleende verblijfsvergunning in te trekken, omdat de gezinsband met haar partner, referent [A], op 21 februari 2021 zou zijn verbroken. Dit besluit werd door eiseres bestreden, maar de rechtbank oordeelde dat de intrekking terecht was, omdat eiseres niet meer op hetzelfde adres als referent stond ingeschreven en er geen bewijs was van een voortgezet samenleven.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen beoordeling heeft gemaakt van haar persoonlijke omstandigheden, zoals het feit dat zij als minderjarige achterblijft. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres meerderjarig is en dat zij geen individuele omstandigheden heeft aangevoerd die de intrekking van de verblijfsvergunning zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde.

Daarnaast voerde eiseres aan dat verweerder ten onrechte had afgezien van het horen in bezwaar. De rechtbank oordeelde dat dit niet onterecht was, aangezien de bezwaren van eiseres duidelijk niet tot een andere beslissing konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.417
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. O. Sarac),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ (referent) ingetrokken met ingang van 21 februari 2021.
Bij besluit van 14 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank sluit nu met toepassing van artikel 8:57 vande Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Verweerder heeft aan haar eerder een verblijfsvergunning verleend voor verblijf bij referent, haar partner. Verweerder heeft van referent een meldingsformulier ontvangen van 21 februari 2021 (het meldingsformulier). Hierin heeft referent meegedeeld dat de gezinsband met eiseres met ingang van 21 februari 2021 is verbroken en dat zij niet langer samenwonen. Uit de BRP blijkt dat eiseres niet meer op hetzelfde adres als referent staat ingeschreven.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aan eiseres verleende verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken per 21 februari 2021. Verweerder stelt dat eiseres sinds die datum niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. De reden
daarvoor is dat de gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken. Verweerder baseert dit op het meldingsformulier en de informatie uit de BRP. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met het recht van eiseres op familie- en privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
Beroepsgronden van eiseres en het oordeel van de rechtbank daarover
3. Eiseres verwijst naar de gronden die zij in de bezwaarfase heeft ingediend en verzoekt de rechtbank om deze in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft gereageerd op de standpunten uit het bezwaarschrift van eiseres. Wanneer eiseres deze standpunten in beroep herhaalt moet zij specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in het besluit niet juist is op die punten. Aangezien eiseres dit niet heeft gedaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat die motivering onvoldoende of onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte en in strijd met artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn geen beoordeling heeft gemaakt van alle persoonlijke omstandigheden van eiseres. Zij zal als lid van dit gezin als minderjarige achterblijven.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres in de gelegenheid heeft gesteld om individuele omstandigheden aan te voeren als bedoeld in artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Verweerder heeft dit gedaan vóórdat de verblijfsvergunning werd ingetrokken en ook daarna, toen eiseres bezwaar had gemaakt. Eiseres heeft echter geen enkele individuele omstandigheden aangevoerd. Pas in beroep voert zij aan dat zij als lid van een gezin als minderjarige zal achterblijven. De rechtbank overweegt dat deze stelling op een misvatting moet berusten, nu eiseres meerderjarig is en zij haar leeftijd nergens in de procedure ter discussie heeft gesteld. De beroepsgrond slaagt niet
7. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. Zij wijst er in dit verband op dat zij een groot aantal bewijsstukken heeft ingediend ter onderbouwing van de aanvraag en het bezwaarschrift.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder van het horen in bezwaar heeft mogen afzien. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, was direct duidelijk dat de bezwaren van eiseres niet tot een andere beslissing konden leiden. Van door eiseres in de bezwaarfase ingediende bewijsstukken is de rechtbank uit het dossier niet gebleken. Van stukken behorende bij de aanvraag is evenmin gebleken. De onderhavige procedure betreft geen aanvraag, maar een intrekking. De beroepsgrond slaagt niet
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.