ECLI:NL:RBDHA:2022:14701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL22.420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had, had deze vergunning gekregen op basis van haar relatie met een referent. Echter, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 juli 2021 besloten om deze vergunning in te trekken, met ingang van 21 februari 2021. Dit besluit werd later door de Staatssecretaris bevestigd in een bestreden besluit van 14 december 2021, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard.

Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure besloten om zonder zitting uitspraak te doen, waarbij partijen toestemming hebben gegeven voor deze werkwijze. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In de uitspraak van dezelfde datum, onder zaaknummer NL22.417, heeft de rechtbank al een beslissing genomen op het beroep van verzoekster. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits, en is openbaar gemaakt op 8 september 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.420
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan verzoekster verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ (referent) ingetrokken met ingang van 21 februari 2021.
Bij besluit van 14 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.
De voorzieningenrechter sluit nu met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.417, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.