ECLI:NL:RBDHA:2022:14693
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 29 juli 2021. Volgens de wet moet verweerder binnen 90 dagen op deze aanvraag beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging van maximaal drie maanden. De uiterste beslisdatum was 17 januari 2022. Eiser heeft verweerder op 15 maart 2022 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Verweerder wordt opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Daarnaast wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en deze wordt vastgesteld op € 379,50. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en verklaart het beroep gegrond.