ECLI:NL:RBDHA:2022:14692
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, afkomstig uit [land], had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat hij op 31 juli 2022 in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van verzoeker was geregistreerd onder nummer NL22.14784. Op 8 augustus 2022 heeft verzoeker echter het beroep ingetrokken, waardoor er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, aangezien er geen procedure meer aanhangig was. De rechter heeft geen zitting gehouden, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins-Langedijk, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.