ECLI:NL:RBDHA:2022:14684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
NL22.13361
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring ongegrond in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser. De eiser, die in bewaring is gesteld op 3 mei 2022, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 16 mei 2022. De beoordeling richtte zich vervolgens op de rechtmatigheid van de maatregel na deze datum.

De eiser stelde dat er geen redelijk vooruitzicht was op zijn verwijdering naar Tunesië, aangezien er geen concrete vlucht was geboekt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er wel degelijk een vlucht op 23 juli 2022 was geboekt, waar de eiser op 15 juli 2022 van op de hoogte was gesteld. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring gerechtvaardigd waren, gezien de vrees dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 20 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL22.13361
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 mei 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [1999] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 18 mei 2022 (in de zaak NL22.7879) volgt dat de maatregel van bewaring tot 16 mei 2022, het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds 16 mei 2022 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op zijn verwijdering naar Tunesië is. Weliswaar verwacht verweerder dat zijn verwijdering op 23 juli a.s. zal plaatsvinden, maar er is niet gebleken dat hiertoe een concrete vlucht is geboekt. Verder stelt hij dat een belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, omdat er geen risico is dat hij zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Hij heeft immers duidelijk gemaakt mee te willen werken aan zijn verwijdering naar Tunesië. Daarbij bevindt eiser zich al ruim tweeënhalve maand in bewaring en is verweerder er nog niet in geslaagd om hem te verwijderen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan eiser stelt, blijkt uit het dossier wel van een concreet geboekte vlucht op 23 juli a.s.. Eiser is hiervan op 15 juli 2022 in kennis gesteld en de vluchtgegevens zijn hem toen ook overhandigd. De beroepsgrond dat het zicht op zijn verwijdering ontbreekt, treft dus geen doel. De rechtbank overweegt voorts dat de gronden van de maatregel de vrees rechtvaardigen dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Om die reden heeft verweerder niet hoeven volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. In de enkele verklaring van eiser dat hij inmiddels medewerking wil verlenen aan zijn verwijdering, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een ander standpunt in te nemen.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.