ECLI:NL:RBDHA:2022:14681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16849 en NL22.16850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en inreisverbod van eiseres met Colombiaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een inreisverbod en een maatregel van bewaring die op 26 augustus 2022 door de Staatssecretaris waren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de inreisverboden niet rechtsgeldig tot stand waren gekomen, omdat er problemen waren met de elektronische ondertekening. De rechtbank stelde vast dat er geen rechtsgeldig inreisverbod was opgelegd, waardoor het beroep van eiseres gegrond werd verklaard. Tevens werd vastgesteld dat eiseres onrechtmatig in bewaring was gesteld tussen 14:00 en 17:55 uur op dezelfde dag, omdat de maatregel van bewaring om 14:00 uur niet rechtsgeldig was ondertekend. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelde de Staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsgeldige procedures bij het opleggen van inreisverboden en maatregelen van bewaring.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.16849 en NL22.16850
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Inleiding

1. Op 26 augustus 2022 om 13:33 uur heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod van twee jaar opgelegd op grond van artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Onder het document staat dat het elektronisch is ondertekend door [A] , buitengewoon opsporingsambtenaar (de BOA).
2. Dezelfde dag om 14:00 uur heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw opgelegd. Onder dit document staat eveneens dat het elektronisch is ondertekend door de BOA.
3. Vervolgens is om 17:54 uur aan eiseres een tweede inreisverbod voor twee jaar opgelegd op grond van artikel 66a Vw. Ook onder dit document staat dat het elektronisch is ondertekend door de BOA.
4. De maatregel van bewaring van 14:00 uur is op 26 augustus 2022 om 17:55 uur ingetrokken en tegelijkertijd is een nieuwe maatregel van bewaring op dezelfde grondslag opgelegd. Deze tweede maatregel van bewaring bevat een zogenoemde natte handtekening en de naamstempel van de BOA. Onderaan iedere pagina van het document staat de tekst “ [tekst] ”.
5. Het dossier bevat een formulier HV11 (proces-verbaal van bevindingen). Hierin staat – onder meer – het volgende:
“Ik, ondergetekende, (…) [A] , (…)
verklaar het volgende:
Op vrijdag 26 augustus 2022 om 14:00 uur is de maatregel van vreemdelingenbewaring
opgelegd aan de betrokkene (…). De maatregel is opgelegd na het opleggen van een "Inreisverbod". In beide documenten is een vormfout ontdekt waarop het inreisverbod is ingetrokken en de bewaring is opgeheven.
Hierop is betrokkene direct opnieuw gehoord en is een nieuw besluit genomen. Betrokkene heeft een inreisverbod opgelegd gekregen met een duur van 2 jaren op vrijdag 26/08/2022
om 17:54 uur. Aansluitend is de maatregel van bewaring op vrijdag 26/08/2022 om 17:55 uur opgelegd.
Bij het ondertekenen is een systeemfout opgetreden, waardoor het formulier niet electronisch kon worden ondertekend. Hierop is een noodformulier gebruikt uit KOMPOL (Kennis Op Maat POLitie). (…)”.
6. Het dossier bevat verder een formulier M-107C (Intrekken Terugkeerbesluit en/of opheffing Inreisverbod). In dit formulier staat – voor zover van belang – het volgende:
“Opheffen Inreisverbod
De ondergetekende, zijnde ambtenaar als bedoeld in artikel 6.4 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000
besluit ten aanzien van de vreemdeling zich noemende:
(…)
het op 26-08-2022 opgelegde inreisverbod zoals bedoeld in artikel 66a, lid 1 of lid 2 van de Vreemdelingenwet 2000 met ingang van ondervermelde datum en tijd op te heffen.
Reden opheffing:
Vormfout Aldus besloten,
Plaats : Zaandijk Datum : 26-08-2022
Tijd : 18:00
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid namens deze, de ambtenaar voornoemd,
(…) [A]
(…)”.
7. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het inreisverbod en tegen de maatregel van bewaring. Het beroep tegen de maatregel van bewaring moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
8. Verweerder heeft op 1 september 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
9. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M.D.L.C. Delgado del Castillo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

10. Eiseres heeft de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [1985] .
Het inreisverbod
11. Eiseres voert aan dat gedurende enige tijd twee inreisverboden hebben bestaan. Dit is volgens eiseres niet rechtsgeldig. Het is daarnaast niet duidelijk welk inreisverbod met het formulier M-107C is ingetrokken op 26 augustus om 18:00 uur.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Bij besluit van 26 augustus 2022 om 13:33 uur is aan eiseres een inreisverbod opgelegd. Er is een tweede inreisverbod opgelegd op 26 augustus 2022 om 17:54 uur. Onder beide documenten staat dat het elektronisch is ondertekend. Volgens het formulier M-107C is op 26 augustus om 18:00 uur een inreisverbod ingetrokken wegens een vormfout, maar uit het formulier blijkt niet om welk inreisverbod het gaat. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat het formulier M-107C betrekking heeft op het eerste inreisverbod en dat de vormfout erin gelegen was dat dit inreisverbod niet was ondertekend omdat er problemen waren met het elektronisch ondertekenen van stukken.
13. Een rechtsgeldig inreisverbod komt pas tot stand als dit is gedagtekend, ondertekend en met redenen is omkleed. Uit het formulier HV11 blijkt dat er op 26 augustus 2022 inderdaad problemen waren met het elektronisch ondertekenen van stukken. Om die reden is voor de tweede maatregel van bewaring, die om 17:55 uur is opgelegd, een noodformulier uit KOMPOL gebruikt, dat door de BOA handmatig is ondertekend (zie hiervoor onder 4). De rechtbank stelt vast dat voor het (tweede) inreisverbod, dat om 17:54 uur is opgelegd, geen noodformulier uit KOMPOL is gebruikt dat handmatig is ondertekend.
14. Er zijn dus twee inreisverboden en onder beide documenten staat dat het elektronisch is ondertekend. De rechtbank heeft ten aanzien van beide documenten onderzoek verricht in het digitale systeem en heeft daarbij vastgesteld dat bij beide documenten een pop-up verschijnt als op de digitale handtekening wordt geklikt, met daarin een groen vinkje en de volgende tekst:
“De handtekening is GELDIG en is ondertekend door de politie.
- De document is niet gewijzigd sinds deze wijziging is toegepast.
- De identiteit van de ondertekenaar is geldig.”
15.1
Verweerder heeft echter ter zitting verklaard dat het inreisverbod dat is opgelegd om 13:33 uur om 18:00 uur is ingetrokken omdat het niet was ondertekend. Gelet hierop acht de rechtbank de pop-up met daarin de validatie van de digitale handtekeningen in deze zaak niet betrouwbaar. Die validatie wordt namelijk bij beide inreisverboden gegeven, maar van het eerste inreisverbod heeft verweerder verklaard dat dit niet rechtsgeldig is ondertekend. De validatie van de elektronische handtekening onder het eerste inreisverbod kan dus niet kloppen en dat maakt dat de rechtbank er niet zonder meer van uit kan gaan dat die validatie bij het tweede inreisverbod wel klopt.
15.2.
Ter nadere controle heeft de rechtbank ook de eerste maatregel van bewaring, waarvan verweerder eveneens heeft verklaard dat er problemen waren met de digitale handtekening, onderzocht. Hierbij verscheen dezelfde pop-up. Dit vormt een extra aanwijzing dat in deze zaak niet kan worden uitgegaan van de validatie van de digitale handtekeningen.
16. Het is ook niet (op een andere manier) inzichtelijk geworden bij welk(e) inreisverbod(en) zich problemen hebben voorgedaan met het elektronisch ondertekenen. Het formulier HV11 is daarvoor niet voldoende: daarin staat weliswaar dat er vanwege de problemen met het elektronisch ondertekenen gebruik is gemaakt van een noodformulier uit KOMPOL, maar de rechtbank overweegt dat alleen ten aanzien van de tweede maatregel van bewaring kan worden vastgesteld dat gebruik is gemaakt van bedoeld formulier. Onderaan iedere pagina van de tweede maatregel van bewaring staat namelijk “ [tekst] ” gedrukt. Maar dit gaat niet op voor het (tweede) inreisverbod. Uit het formulier M-107C kan een en ander ook niet worden afgeleid, want daarin staat niet vermeld welk inreisverbod wegens een vormfout is ingetrokken: dat van 13:33 uur of dat van 17:54 uur. Beide zou kunnen, want het formulier M-107C is ondertekend om 18:00 uur. Verweerder heeft bovendien niet duidelijk gemaakt wanneer de problemen met het elektronisch ondertekenen waren opgelost.
17. Uitgaande van de stelling van verweerder is het inreisverbod dat om 13:33 uur is opgelegd, niet ondertekend. Dit inreisverbod is dus niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Van het inreisverbod dat om 17:54 uur is opgelegd, kan de rechtbank niet vaststellen of het wel of niet is ondertekend: ook onder dit inreisverbod staat namelijk dat het elektronisch is ondertekend en er is – anders dan bij de tweede maatregel van bewaring – geen formulier uit KOMPOL gebruikt en handmatig ondertekend. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht de rechtbank de validatie van de handtekening onder het tweede inreisverbod onbetrouwbaar. Verder is onduidelijk gebleven tot wanneer de problemen met het elektronisch ondertekenen zich hebben voorgedaan. De rechtbank stelt vast dat deze problemen om 17:55 uur kennelijk nog niet waren opgelost, want toen heeft de BOA zich genoodzaakt gezien voor de tweede maatregel van bewaring een noodformulier te gebruiken en dit handmatig te ondertekenen. Als er om 17:55 uur niet elektronisch kon worden ondertekend, is niet aannemelijk dat dit om 17:54 uur wel kon. De conclusie is dat het inreisverbod dat om 17:54 uur is opgelegd ook niet rechtsgeldig is ondertekend en dus evenmin tot stand is gekomen.
18. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat er geen rechtsgeldig inreisverbod tot stand is gekomen. Het beroep tegen het inreisverbod is daarom gegrond.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De maatregel van bewaring
20. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
21. Eiseres voert aan dat zij op 26 augustus 2022 tussen 14:00 en 17:55 uur zonder geldige titel in bewaring is gesteld, omdat de maatregel van bewaring van 26 augustus 2022 om 14:00 uur niet rechtsgeldig is ondertekend.
22. De rechtbank geeft eiseres hierin gelijk en overweegt daartoe als volgt. Een rechtsgeldige maatregel van bewaring komt pas tot stand als deze is gedagtekend, ondertekend en met redenen is omkleed. Op 26 augustus 2022 om 14:00 uur is aan eiseres een (eerste) maatregel van bewaring opgelegd. Uit hetgeen hiervoor is overwogen in de inleiding en ten aanzien van het inreisverbod, volgt echter dat de eerste maatregel van bewaring niet was ondertekend als gevolg van problemen met het elektronisch ondertekenen.
23. De maatregel van bewaring van 26 augustus 2022 om 14:00 uur is dus niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Verweerder heeft dit willen herstellen door de eerste maatregel van bewaring om 17:55 uur op te heffen en aansluitend een nieuwe maatregel van bewaring op te leggen. Hierbij is gebruik gemaakt van een noodformulier uit KOMPOL dat door de BOA handmatig is ondertekend. De tweede maatregel van bewaring is op zich rechtsgeldig tot stand gekomen. Hierdoor is de (eerste) maatregel van bewaring van 14:00 uur echter niet alsnog rechtsgeldig geworden. De situatie is daarom niet vergelijkbaar met de uitspraak van de ABRvS van 12 juli 2018.1
24. Het voorgaande betekent dat eiseres op 26 augustus 2022 tussen 14:00 uur en 17:55 uur onrechtmatig in bewaring heeft gezeten. Omdat het gaat om vrijheidsontneming is dit een ernstig gebrek. Voor een afweging van de met de bewaring gediende belangen in relatie tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen ziet de rechtbank in deze zaak geen ruimte.
25. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de maatregel van bewaring van het begin af aan onrechtmatig is geweest. Het beroep is daarom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
26. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 7 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 3
x € 130,- (verblijf politiecel) en 4 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 790,-.
27. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de
1. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2018:2278.
door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 790,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
12 september 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.