15.2.Ter nadere controle heeft de rechtbank ook de eerste maatregel van bewaring, waarvan verweerder eveneens heeft verklaard dat er problemen waren met de digitale handtekening, onderzocht. Hierbij verscheen dezelfde pop-up. Dit vormt een extra aanwijzing dat in deze zaak niet kan worden uitgegaan van de validatie van de digitale handtekeningen.
16. Het is ook niet (op een andere manier) inzichtelijk geworden bij welk(e) inreisverbod(en) zich problemen hebben voorgedaan met het elektronisch ondertekenen. Het formulier HV11 is daarvoor niet voldoende: daarin staat weliswaar dat er vanwege de problemen met het elektronisch ondertekenen gebruik is gemaakt van een noodformulier uit KOMPOL, maar de rechtbank overweegt dat alleen ten aanzien van de tweede maatregel van bewaring kan worden vastgesteld dat gebruik is gemaakt van bedoeld formulier. Onderaan iedere pagina van de tweede maatregel van bewaring staat namelijk “ [tekst] ” gedrukt. Maar dit gaat niet op voor het (tweede) inreisverbod. Uit het formulier M-107C kan een en ander ook niet worden afgeleid, want daarin staat niet vermeld welk inreisverbod wegens een vormfout is ingetrokken: dat van 13:33 uur of dat van 17:54 uur. Beide zou kunnen, want het formulier M-107C is ondertekend om 18:00 uur. Verweerder heeft bovendien niet duidelijk gemaakt wanneer de problemen met het elektronisch ondertekenen waren opgelost.
17. Uitgaande van de stelling van verweerder is het inreisverbod dat om 13:33 uur is opgelegd, niet ondertekend. Dit inreisverbod is dus niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Van het inreisverbod dat om 17:54 uur is opgelegd, kan de rechtbank niet vaststellen of het wel of niet is ondertekend: ook onder dit inreisverbod staat namelijk dat het elektronisch is ondertekend en er is – anders dan bij de tweede maatregel van bewaring – geen formulier uit KOMPOL gebruikt en handmatig ondertekend. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht de rechtbank de validatie van de handtekening onder het tweede inreisverbod onbetrouwbaar. Verder is onduidelijk gebleven tot wanneer de problemen met het elektronisch ondertekenen zich hebben voorgedaan. De rechtbank stelt vast dat deze problemen om 17:55 uur kennelijk nog niet waren opgelost, want toen heeft de BOA zich genoodzaakt gezien voor de tweede maatregel van bewaring een noodformulier te gebruiken en dit handmatig te ondertekenen. Als er om 17:55 uur niet elektronisch kon worden ondertekend, is niet aannemelijk dat dit om 17:54 uur wel kon. De conclusie is dat het inreisverbod dat om 17:54 uur is opgelegd ook niet rechtsgeldig is ondertekend en dus evenmin tot stand is gekomen.
18. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat er geen rechtsgeldig inreisverbod tot stand is gekomen. Het beroep tegen het inreisverbod is daarom gegrond.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De maatregel van bewaring
20. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
21. Eiseres voert aan dat zij op 26 augustus 2022 tussen 14:00 en 17:55 uur zonder geldige titel in bewaring is gesteld, omdat de maatregel van bewaring van 26 augustus 2022 om 14:00 uur niet rechtsgeldig is ondertekend.
22. De rechtbank geeft eiseres hierin gelijk en overweegt daartoe als volgt. Een rechtsgeldige maatregel van bewaring komt pas tot stand als deze is gedagtekend, ondertekend en met redenen is omkleed. Op 26 augustus 2022 om 14:00 uur is aan eiseres een (eerste) maatregel van bewaring opgelegd. Uit hetgeen hiervoor is overwogen in de inleiding en ten aanzien van het inreisverbod, volgt echter dat de eerste maatregel van bewaring niet was ondertekend als gevolg van problemen met het elektronisch ondertekenen.
23. De maatregel van bewaring van 26 augustus 2022 om 14:00 uur is dus niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Verweerder heeft dit willen herstellen door de eerste maatregel van bewaring om 17:55 uur op te heffen en aansluitend een nieuwe maatregel van bewaring op te leggen. Hierbij is gebruik gemaakt van een noodformulier uit KOMPOL dat door de BOA handmatig is ondertekend. De tweede maatregel van bewaring is op zich rechtsgeldig tot stand gekomen. Hierdoor is de (eerste) maatregel van bewaring van 14:00 uur echter niet alsnog rechtsgeldig geworden. De situatie is daarom niet vergelijkbaar met de uitspraak van de ABRvS van 12 juli 2018.1
24. Het voorgaande betekent dat eiseres op 26 augustus 2022 tussen 14:00 uur en 17:55 uur onrechtmatig in bewaring heeft gezeten. Omdat het gaat om vrijheidsontneming is dit een ernstig gebrek. Voor een afweging van de met de bewaring gediende belangen in relatie tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen ziet de rechtbank in deze zaak geen ruimte.
25. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de maatregel van bewaring van het begin af aan onrechtmatig is geweest. Het beroep is daarom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
26. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 7 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 3
x € 130,- (verblijf politiecel) en 4 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 790,-.
27. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de
door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.