ECLI:NL:RBDHA:2022:14679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
NL22.14835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij op 29 augustus 2022 zou worden overgedragen aan Italië.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Italië op 2 maart 2022 akkoord is gegaan met de overname van verzoekster, en dat de overdrachtstermijn op 2 september 2022 verstrijkt. De rechtbank was in staat om voor deze datum uitspraak te doen, maar de korte tijd tussen de aankondiging van de overdracht en de geplande overdracht maakte het onmogelijk om het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk te behandelen. Verweerder wilde niet wachten met de uitzetting totdat de inhoudelijke behandeling had plaatsgevonden.

Verzoekster heeft medische problematiek aangevoerd, waaronder een zwangerschap als gevolg van verkrachting, en heeft gesteld dat zij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster bij een onderzoek ter zitting groter is dan het belang van verweerder om haar uit te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14835
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen dat besluit beroep (NL22.14834) ingesteld en een voorlopige voorziening aangevraagd.
Verweerder heeft op 15 augustus 2022 verzocht de zaak eerder op zitting te plannen. De rechtbank heeft dit verzoek op 16 augustus 2022 afgewezen.
Op 23 augustus 2022 heeft verweerder verzocht om een ordemaatregel te treffen op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 25 augustus 2022 dit verzoek afgewezen.
Bij brief van 26 augustus 2022 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat verweerder voornemens is verzoekster op 29 augustus 2022 over te dragen aan Italië. Verzoekster heeft diezelfde dag de voorzieningenrechter verzocht om met spoed op het verzoek om een voorlopige voorziening te beslissen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,00.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter stelt vast dat Italië op 2 maart 2022 akkoord is gegaan met de overname van verzoekster. Dit heeft tot gevolg dat de overdrachtstermijn op grond van artikel 29 van de Dublinverordening verloopt op 2 september 2022. Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de Dublinprocedure zijn bij deze rechtbank en zittingsplaats op 30 augustus 2022 op zitting gepland. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak op het verzoek om een ordemaatregel van 25 augustus 2022 laten weten dat de rechtbank in staat is om voor 2 september 2022 (mondeling) uitspraak te doen. Verweerder heeft de rechtbank op 26 augustus 2022 ingelicht over de geplande overdracht op 29 augustus 2022. Verzoekster heeft daarom gevraagd om met spoed op het verzoek om een voorlopige voorziening te beslissen.
2. De voorzieningenrechter is vanwege de korte tijdsduur tussen de aankondiging van de overdracht en de geplande overdracht niet in staat nog voor dat tijdstip het verzoek om een voorlopige voorziening inhoudelijk te behandelen. Verweerder wil, blijkens de brief van
26 augustus 2022, niet wachten met de uitzetting totdat een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft kunnen plaatsvinden en de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep in de Dublinprocedure.
3. Uit de stukken die verzoekster recent heeft overgelegd, blijkt van medische problematiek. Verzoekster is naar eigen zeggen zwanger geraakt als gevolg van drogering en verkrachting en heeft daardoor een trauma opgelopen. Verzoekster stelt dat zij daarom als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. Gelet op de overgelegde stukken dient derhalve op zitting nader onderzocht te worden of verzoekster aangemerkt moet worden als bijzonder kwetsbaar. Gelet op dit alles is de voorzieningenrechter van oordeel dat een inhoudelijke behandeling op haar plaats is. Daarnaast acht de voorzieningenrechter het belang van verzoekster bij een onderzoek ter zitting groter dan het belang van verweerder om verzoekster voor die tijd uit te zetten.
4. De voorzieningenrechter ziet om die reden aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb een ordemaatregel te treffen in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en om te bepalen dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.