ECLI:NL:RBDHA:2022:14653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
NL22.7756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor familieleven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.J. Joosten, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM had afgewezen. Dit besluit, genomen op 6 april 2022, hield in dat verzoeker niet langer in Nederland mocht blijven. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een verbod tot uitzetting totdat op het bezwaar was beslist.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 zijn beide partijen niet verschenen, maar de voorzieningenrechter heeft het verzoek toch behandeld. De voorzieningenrechter heeft besloten om het primaire besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht van €184,00 aan verzoeker te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €759,00.

De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De voorzieningenrechter overwoog dat de werking van het besluit van 6 april 2022 niet geschorst wordt, ook niet als er bezwaar is gemaakt. Verweerder had eerder aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, wat leidde tot de beslissing om uitzetting te verbieden tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.7756
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.J. Joosten),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. S. Jairam).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 28 december 2021 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen en bepaald dat verzoeker niet langer in Nederland mag blijven.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende een verbod tot uitzetting totdat op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €184,00 aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €759,00.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het besluit van 6 april 2022 op grond van artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet geschorst wordt, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt.
4. Verweerder heeft op 22 juni 2022 medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van wat in het verzoekschrift van 2 mei 2022 is verzocht, voor zover dit ziet op het niet uitzetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
5. Nu gezien het voorgaande tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 759,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van
€ 759,00 en een wegingsfactor 1).
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2022 door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
26 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.