In deze zaak heeft eiseres, een Keniaanse nationaliteit, op 2 november 2021 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland voor familiebezoek. De aanvraag werd op 5 november 2021 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat de doel en omstandigheden van het verblijf onvoldoende waren aangetoond. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd op 4 februari 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als verweerder aanwezig waren.
Verweerder heeft in beroep medegedeeld dat eiseres op 24 mei 2022 een nieuwe visumaanvraag heeft ingediend, die is goedgekeurd, en dat zij daarom geen belang meer heeft bij de huidige beroepsprocedure. Eiseres betwist dit en stelt dat zij wel degelijk procesbelang heeft, omdat zij kosten heeft gemaakt voor de nieuwe aanvraag die niet nodig waren geweest als verweerder eerder een correct besluit had genomen. De rechtbank overweegt dat eiseres geen actueel en reëel belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, aangezien zij inmiddels een visum heeft verkregen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.