ECLI:NL:RBDHA:2022:14642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
SGR 21/5982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de Huisvestingsverordening en de afwijzing van een urgentieverklaring in het kader van dakloosheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een urgentieverklaring aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres stelde dat zij en haar dochter dakloos dreigen te worden en dat de afwijzing van haar aanvraag onterecht was, omdat er wel degelijk sprake zou zijn van een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de Huisvestingsverordening niet in strijd is met de Huisvestingswet. De rechtbank overwoog dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om een urgentieregeling in te voeren, ook zonder dat er sprake is van acute schaarste op de woningmarkt. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat zij aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring voldeed, en de rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid de aanvraag had kunnen afwijzen. De rechtbank benadrukte dat er alternatieve voorzieningen zijn voor daklozen, zoals het Daklozenloket, en dat de situatie van eiseres niet zodanig schrijnend was dat de hardheidsclausule toegepast moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenvergoedingen af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. T.A.G. Juliana).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 2 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft op 18 november 2020 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring omdat zij en haar dochter dakloos dreigen te worden. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. [1] Hoewel verweerder begrijpt dat de situatie door eiseres als problematisch wordt ervaren, ziet hij in haar situatie geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen. [2] Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en daarmee de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
2. Eiseres stelt dat er wel degelijk een urgent huisvestingsprobleem is, omdat zij en haar dochter dakloos dreigen te worden. Zij heeft er alles aan gedaan om dit probleem op te lossen. Zo heeft zij afdoende gereageerd op het woonaanbod op Woonnet Haaglanden en ook de hulp van makelaars ingeroepen om een woning te krijgen. Ook is ze sociaal en maatschappelijk aan Den Haag gebonden doordat zij mantelzorg verleent. Naast dat verweerder haar deze weigeringsgrond ten onrechte tegenwerpt, mag hij deze eis niet stellen. Het is namelijk niet gebleken dat de gemeente alle bouwmogelijkheden heeft benut, wat wel door de Huisvestigingswet wordt vereist. De Huisvestingsverordening is volgens eiseres dan ook in strijd met de Huisvestingswet en onevenredig. De Huisvestingsverordening voldoet namelijk niet aan de bedoelingen van de wetgever. Verweerder heeft op een ondeugdelijke wijze de Huisvestingsverordening en de daarin opgenomen urgentieregeling ingevoerd door niet eerst de schaarste op de woningmarkt op te lossen. Tot slot had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Huisvestingsverordening
4. De bestuursrechter toets de rechtmatigheid van de Huisvestingsverordening, als algemeen verbindend voorschrift die geen wet in formele zin is, in het bijzonder aan de verenigbaarheid met hogere regelgeving, in dit geval de Huisvestingswet. Hoe de bestuursrechter invulling geeft aan deze toetsing volgt uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 12 februari 2020. [3]
5. De rechtbank is van oordeel dat de Huisvestingsverordening niet in strijd is met de Huisvestingswet, omdat de gemeenteraad altijd gebruik kan maken van de bevoegdheid om een urgentieregeling in te voeren. In dit kader stelt de rechtbank vast dat in de Huisvestingswet is opgenomen dat de gemeenteraad in een Huisvestingsverordening een urgentieregeling kan opnemen ook als er geen noodzaak is om de schaarste aan woonruimte te bestrijden. [4] Daar komt bij dat in de Memorie van Toelichting bij de Huisvestingswet in dit kader is overwogen dat urgentie onder woningzoekenden er altijd zal zijn en daarom de bevoegdheid om urgentieverklaringen te verlenen altijd kan worden gebruikt, ook als er geen sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste op de woningmarkt of leefbaarheidsproblemen. [5] De wetgever heeft daarbij ook overwogen dat de inbreuk die het verlenen van urgentieverklaringen maakt op de vrijheid van vestiging beperkt is. Daargelaten of verweerder verplicht is om periodiek te onderzoeken of een urgentieregeling (nog) noodzakelijk is, heeft verweerder in het verweerschrift voldoende toegelicht dat de regeling nodig is door te wijzen op de
Woonagenda 2020-2023 Haags samen wonen. Met de Woonagenda is de schaarste in kaart gebracht alsook de noodzakelijke maatregelen. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat de Huisvestigingsverordening en de daarin neergelegde urgentieregeling niet in strijd is met de Huisvestingswet, de bedoelingen van de wetgever en het evenredigheidsbeginsel.
Urgent huisvestingsprobleem
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid de aanvraag heeft afgewezen omdat van een urgent huisvestingsprobleem geen sprake is. Hoewel verweerder heeft erkend dat (dreigende) dakloosheid ingrijpend is, en door eiseres (en haar dochter) als urgent wordt ervaren, stelt verweerder terecht dat hiervoor andere voorzieningen zijn dan het verlenen van een urgentieverklaring. Zo kunnen eiseres en haar dochter terecht bij het Daklozenloket. Dit maakt dat verweerder op grond van de Huisvestingsverordening, en de bijbehorende Beleidsregel, in redelijkheid heeft geconcludeerd dat van een urgent huisvestingsprobleem geen sprake is. [6]
Overige weigeringsgronden
7. Verweerder neemt een urgentieverklaring pas inhoudelijk in behandeling als zich geen algemene weigeringsgronden voordoen. [7] Uit het bovenstaande volgt dat verweerder terecht stelt dat er sprake is van een algemene weigeringsgrond. Dit maakt dat de overige weigeringsgronden die verweerder eiseres heeft tegengeworpen, en waartegen eiseres beroepsgronden heeft aangewend, geen bespreking behoeven.
Hardheidsclausule
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de situatie van eiseres (en haar dochter) niet zodanig schrijnend is dat hij gebruik had moeten maken van de hardheidsclausule. De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft onderkend dat de situatie van eiseres van dreigende dakloosheid ernstig is, maar dat dit op zichzelf niet voldoende is om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. De reden hiervoor is dat er in de regio Haaglanden te weinig sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor alle woningzoekenden die zo’n woning nodig hebben en dat voor dakloosheid andere voorzieningen voorhanden zijn, zoals het Daklozenloket. Daar komt bij dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat zij voldoende heeft gereageerd op het woonaanbod op Woonnet Haaglanden en niet gebleken is dat de te verlenen mantelzorg aan haar broer en moeder niet mogelijk is vanwege het uitblijven van een urgentieverklaring.
Wat is de conclusie?
9. Verweerder heeft in redelijkheid de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft eiseres geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Huisvestingswet 2014

Artikel 2

De gemeenteraad maakt van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.
De gemeenteraad kan van zijn bevoegdheden op grond van:
a. de artikelen 12 en 13, alsmede, voor zover daartoe noodzakelijk, van die op grond van artikel 7, of
b. de artikelen 23a tot en met 23c, voor zover dit noodzakelijk is voor het behoud van de leefbaarheid van de woonomgeving,
ook gebruik maken indien daartoe geen noodzaak is vanuit het oogpunt van het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.

Artikel 12

In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
(…).

Artikel 13

Burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën, bedoeld in artikel 12, tweede lid. Burgemeester en wethouders kunnen van deze bevoegdheid mandaat verlenen.
In de huisvestingsverordening stelt de gemeenteraad regels omtrent de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie.

Huisvestingsverordening Den Haag 2019

Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring

Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(….)
de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a;
de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6;
de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6.

Artikel 4:7 Overige urgentiecategorieën

1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.

Artikel 7:3 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019

Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
(….)
m. de aanvrager is of wordt dakloos;
(…).

Voetnoten

1.Zie de artikelen 4:5, aanhef en onder b, c, l, m en n, en 4:7 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Huisvestingsverordening), uitgewerkt in de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
2.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:452, r.o. 6).
4.Zie de artikelen 2, 12 en 13 van de Huisvestingswet.
5.Zie de Kamerstukken II, 2009-2010, 32271, nr. 3 (Memorie van Toelichting) en de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 12 april 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1512, r.o. 6 en 7).
6.Zie artikel 2.1.2, aanhef en onder m, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
7.Zie artikel 4:7 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.