ECLI:NL:RBDHA:2022:14624
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Hijma, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M.E. Disselkamp, niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 9 augustus 2022, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, A. Karim. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in een aanverwante zaak (NL22.13935), een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op 11 augustus 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.