ECLI:NL:RBDHA:2022:14622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
NL22.2005 en NL21.18487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen arbeidsmarktaantekening op verblijfssticker

In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit met een Spaanse werkvergunning, op 19 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel arbeid in loondienst. De aanvraag werd op 7 februari 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser was het niet eens met de arbeidsmarktaantekening die op zijn verblijfssticker was geplaatst, die stelde dat arbeid wel toegestaan was, maar dat een tewerkstellingsvergunning (TWV) vereist was. Eiser heeft bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar het procesbelang was inmiddels vervallen omdat de aanvraag voor de verblijfsvergunning was afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft op 22 augustus 2022 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank overwoog dat eiser geen procesbelang meer had, aangezien de aanvraag voor de verblijfsvergunning was afgewezen en hij geen rechtsmiddelen had aangewend tegen deze beslissing. Hierdoor was het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroep niet-ontvankelijk was verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier, en is op 26 augustus 2022 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.2005 en NL21.18487
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , eiser/ verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. B.D. Lit),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding en procesverloop

Aanvraag eerste verblijfsvergunning
1. Eiser/verzoeker (hierna: eiser) heeft op 19 juli 2021 een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel arbeid in loondienst bij het bedrijf [bedrijf] (referent). Dit betreft een aanvraag grensoverschrijdende dienstverlening. Verweerder heeft op 7 februari 2022 de aanvraag afgewezen. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Huidige procedure
2. Verweerder heeft op 8 november 2021 een arbeidsmarktaantekening op de verblijfssticker
van eiser geplaatst die luidt: ‘Arbeid wel toegestaan, tewerkstellingsvergunning wel vereist.’
3. Eiser is het niet eens met deze arbeidsmarktaantekening en heeft bezwaar gemaakt.1 Ook heeft hij een voorlopige voorziening ingediend die ertoe strekt hem hangende bezwaar toe te staan te mogen werken.
4. Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder met het besluit van 28 januari 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening geldt daarom als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
1. Hij wijst erop dat dit een feitelijke handeling is waar bezwaar tegen openstaat, op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw).
5. De (voorzieningen)rechter heeft het verzoek en het beroep op 22 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Wel was de gemachtigde van verweerder aanwezig, evenals drie medewerkers in opleiding bij verweerder.

Inhoud bestreden besluit

6. Verweerder stelt dat de arbeidsmarktaantekening op eisers verblijfssticker klopt. Volgens de Werkinstructie 2022/2 (SUA) wordt aan een vreemdeling de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid wel toegestaan, TWV wel vereist’ afgegeven op de verblijfssticker, in afwachting van de beslissing op de eerste aanvraag voor het verblijfsdoel grensoverschrijdende dienstverlening. Of eiser daadwerkelijk vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste en of hij vrijgesteld kan worden van de TWV hangt af van de vraag of hij aan alle voorwaarden van het verblijfsdoel grensoverschrijdende dienstverlening voldoet. Dit laatste is nog niet vastgesteld als de (eerste) aanvraag voor een verblijfsvergunning met verblijfsdoel grensoverschrijdende dienstverlening nog in behandeling is.

Gronden van het beroep en de voorlopige voorziening

7. Eiser stelt dat de verkeerde arbeidsmarktaantekening op de verblijfssticker is afgegeven. De reden is dat hij een Spaanse werkvergunning heeft, waarmee hij rechtmatig verblijf in Spanje heeft. Dit maakt volgens eiser dat hij, in het kader van een aanvraag voor grensoverschrijdende dienstverlening, werkzaamheden in een andere EU-lidstaat mag uitvoeren zonder een mvv te moeten aanvragen. Ook betekent dit volgens eiser dat, in afwachting van de beslissing op de aanvraag voor de verblijfsvergunning, geen TWV vereist mag worden door verweerder. Eiser stelt dat het gegeven dat verweerder dit wel vereist in strijd is met zowel nationaal recht als Europees recht. Hij wijst hierbij onder meer op rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het vrij verkeer van diensten.2

Beoordeling door de (voorzieningen)rechter

Procesbelang
8. Niet in geschil is dat eiser van Marokkaanse nationaliteit is en een Spaanse werkvergunning heeft. Eiser heeft dus rechtmatig verblijf in Spanje.
9. Eiser stelt in zijn gronden van beroep3 dat hij langer dan drie maanden grensoverschrijdende werkzaamheden in Nederland zal gaan verrichten. Tussen partijen is niet in geschil dat bij deze duur van de werkzaamheden een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening is vereist. Eiser richt zich in zijn gronden van beroep erop dat volgens hem in de periode tot op de aanvraag voor deze verblijfsvergunning is beslist geen TWV mag worden vereist.
10. De rechtbank overweegt dat het voor de vraag of sprake is van procesbelang erom gaat of het doel dat de indiener voor ogen heeft met het ingestelde rechtsmiddel kan worden
2 Eiser verwijst naar C-91/13,
Essent, par. 60 en naar C-43/93,
Van der Elst, par 15.
3 Zie het beroepschrift van 8 februari 2022, laatste alinea op pagina 4.
bereikt en of dit voor hem van feitelijke betekenis is. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.4
11. Verweerder heeft met het besluit van 7 februari 2022 de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat inmiddels op de aanvraag is beslist en de tussenliggende periode (waarvoor eiser vrijgesteld wilde worden van de TWV) is verstreken. Daarbij heeft hij zich kennelijk neergelegd bij de beslissing van verweerder dat hij niet voldoet aan de voorwaarden om langer dan drie maanden grensoverschrijdende dienstverlening in Nederland te mogen verrichten. Eiser heeft immers geen rechtsmiddel aangewend tegen het besluit van 7 februari 2022.
12. Gezien het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Om deze reden wordt het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen.

Conclusie

13. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De (voorzieningen)rechter:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
4 Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145 r.o. 3.2.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.