ECLI:NL:RBDHA:2022:14620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
NL22.13572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een alleenstaande vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, stellende dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 augustus 2022 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is de zaak behandeld samen met een andere zaak. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder een verzoek tot terugname naar Duitsland heeft gestuurd, dat door Duitsland is geaccepteerd. Eiseres betwistte de rechtsgeldigheid van het claimverzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende indirecte bewijzen waren om de claim te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiseres niet zodanig bijzonder waren dat verweerder een uitzondering had moeten maken op de Dublinverordening. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.13572
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.13573, op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Javar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een verzoek naar Duitsland gestuurd om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, sub b, van de Dublinverordening. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd.
Verantwoordelijkheid van Duitsland
2. Eiseres stelt dat er geen rechtsgeldig claimverzoek is gelegd op Duitsland. Er is namelijk niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 18, eerste lid, sub b, van de Dublinverordening in samenhang met de artikelen 23, 24, 25 en 29 van de
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
Dublinverordening. Een verzoek tot terugname moet zijn gestaafd met bewijsmiddelen of indirecte bewijzen zoals omschreven in de in artikel 22, derde lid, vermelde lijsten en/of op relevante element uit de verklaringen van eiseres op grond waarvan de autoriteiten van de aangezochte lidstaat kan nagaan of deze lidstaat op grond van de criteria van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. In het geval van eiseres is er geen sprake van dergelijke bewijsmiddelen of indirecte bewijzen. Eiseres betwist zelf ook dat zij asiel heeft aangevraagd in Duitsland. Hiervoor verwijst zij naar haar verklaringen uit het aanmeldgehoor van 1 april 2022.3
Dat later nog een Eurodac-treffer4 zou zijn gevonden in de systemen, brengt niet met zich mee dat de claim wel rechtsgeldig was of is. Een claimverzoek moet binnen twee maanden na de asielaanvraag worden verstuurd naar de verantwoordelijke lidstaat. De vinddatum van de gestelde Eurodac-treffer is 4 augustus 2022, dat is meer dan acht maanden na de asielaanvraag van eiseres. Verder is de gevonden Eurodac-treffer niet aan eiseres te koppelen. Het Duitse referentienummer waar verweerder over spreekt, [nummer 1], is niet te vinden in de uitdraai van 4 augustus 2022 en ook niet op het claimakkoord. De gestelde asielaanvraag die eiseres zou hebben gedaan is dus niet aan haar te koppelen. Het referentienummer op het claimakkoord is ook niet te koppelen aan het Eurodac Search Result, daarop staat namelijk geen referentienummer vermeld. Ook staat hier geen naam of geboortedatum van eiseres op en komt het CaseID nummer niet overeen met het CaseID uit Duitsland.
3. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen rechtsgeldige claim is gelegd op Duitsland. In deze zaak moet, als de latere Eurodac- treffer als direct bewijsmiddel buiten beschouwing zou worden gelaten, gekeken worden of het verzoek gestaafd kan worden met indirecte bewijzen als vermeld in artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening vermelde lijsten, en/of relevante elementen uit de verklaringen van eiseres, op grond waarvan de autoriteiten van de aangezochte lidstaten kunnen nagaan of deze lidstaat op grond van de criteria van de Dublinverordening verantwoordelijk is.5 In de Uitvoeringsverordening staat welke indirecte bewijzen verweerder mag gebruiken.6 In het geval van eiseres is het puntje ‘
rapportage/bevestiging van de informatie door een andere lidstaat’van belang. De rechtbank merkt de informatie op het claimverzoek van 21 februari 2022 aan als indirect bewijs. Hierin staat: ‘
(…) we have been informed by your management that the person concerned, who is known in Germany with German reference number [nummer 1] did apply for international protection in Germany on an earlier date than she applied for international protection in the Netherlands.’Dit geeft een vermoeden dat eiseres asiel heeft aangevraagd in Duitsland en een referentienummer heeft gekregen. Het claimakkoord van de Duitse autoriteiten van 3 maart 2022 bevestigt het vermoeden dat Duitsland zich verantwoordelijk acht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Verder is later in de procedure nog een Eurodac Search Result overgelegd, hierop staat weliswaar geen naam of geboortedatum van eiseres, maar het CaseID op dit document komt overeen met het V-nummer van eiseres in Nederland dat eindigt op (…) [nummer 2] .7 Ook dit document bevestigt het vermoeden dat eiseres in Duitsland asiel heeft aangevraagd.
3 Pagina 6, alinea 10 tot en met 13.
4 Zie het Eurodac Search Result van 4 augustus 2022.
5 Artikel 22, derde, lid, van de Dublinverordening is van overeenkomstige toepassing op terugnameverzoeken. Zie hiervoor artikel 23, vierde lid, van de Dublinverordening.
6 Bijlage II, lijst B, punt
2. Lopende of eerdere verzoeken om internationale bescherming (artikel 18,
lid 1, onder b), c) en d))van de Uitvoeringsverordening EU nr. 118/2014.
7 Dit is het eerste nummer op het Eurodac Search Result en begint met NL1.
Als een verzoek tot terugname is gebaseerd op indirect bewijs, moet het terugnameverzoek binnen drie maanden na de indiening van het asielverzoek worden verzonden aan de aangezochte lidstaat.8 In dit geval heeft eiseres op 26 november 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland en is op 21 februari 2022 een terugnameverzoek aan Duitsland verstuurd. Dit is binnen drie maanden en dus is het claimverzoek op tijd verstuurd. Het claimverzoek is daarom rechtsgeldig. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
4. Eiseres stelt dat verweerder haar asielaanvraag aan zich moet trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiseres is een alleenstaande vrouw, ze is analfabeet en wordt begeleid door kennissen hier in Nederland. Verder is het de facto onmogelijk om in Duitsland gezinshereniging aan te vragen.
5. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, namelijk een ongunstiger gezinsherenigingsbeleid in Duitsland, dat zij een alleenstaande vrouw is en analfabeet is, zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat niet gebleken is van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht in dit geval van onevenredige hardheid zou getuigen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
8 Artikel 23, tweede lid, tweede alinea, van de Dublinverordening.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.