ECLI:NL:RBDHA:2022:14617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
NL22.14095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening met betrekking tot medische zorg en garanties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die zich vrijwillig had aangemeld voor gesloten opname, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder terecht heeft gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, aangezien er een fictief akkoord was ontstaan door het verstrijken van de reactietermijn van Italië.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de beslissing van verweerder om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen voldoende gemotiveerd was. Eiser had geen medische informatie overgelegd die zijn psychische problematiek onderbouwde, en verweerder was daarom niet verplicht om aanvullende garanties te vragen aan de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank benadrukte dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat eiser in Italië adequate medische zorg zou ontvangen. De beroepsgrond van eiser werd verworpen, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14095
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.14096, op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een verzoek naar Italië verstuurd om eiser terug te nemen. Italië heeft de reactietermijn laten verstrijken, waardoor er een fictief akkoord is ontstaan. Dit fictieve akkoord staat gelijk aan een expliciet gegeven claimakkoord.
2. Eiser stelt dat de beslissing om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen onvoldoende zorgvuldig is gemotiveerd. Er wordt overwogen dat verweerder nimmer een oordeel heeft gegeven over de ernst van de psychische problematiek van eiser. Bij de zienswijze zijn inderdaad geen medische stukken overgelegd. Deze kan eiser nu ook nog niet overleggen, omdat er meer tijd nodig is om deze stukken te verzamelen. Door het niet
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
overleggen van de stukken is niet zonder meer begrijpelijk dat het gevolg daarvan is dat er geen aanwijzingen zijn waaruit zou blijken dat Nederland het meest aangewezen land zou zijn om eiser te behandelen. Eiser is, als gevolg van zijn verwarde en onaangepaste gedrag, geplaatst in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen. Daar is besloten dat eiser psychiatrische behandeling nodig heeft. Eiser heeft vrijwillig meegewerkt aan deze opname, maar heeft hier niet nadrukkelijk om gevraagd. Verweerder heeft op zijn minst een duidelijke indicatie over de ernst van de psychiatrische problematiek van eiser, omdat hij op initiatief van verweerder is opgenomen in een psychiatrische inrichting. Dat eiser is opgenomen in een psychiatrische inrichting is ook een indicatie dat eiser niet zonder meer kan worden overgedragen aan Italië. Op zijn minst moet worden gewaarborgd dat eiser ook in Italië aansluitend op zijn overdracht in een psychiatrische inrichting wordt opgenomen.
Aan eiser is verder door verweerder tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd en ook niet door eerdere ervaringen in Italië aannemelijk heeft gemaakt dat hij, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Italië niet de benodigde zorg- en opvangvoorzieningen zou kunnen krijgen. De door verweerder daarbij aangehaalde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn in die zin misplaatst dat het daar niet ging om een vreemdeling die in Nederland is opgenomen in een psychiatrische kliniek.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser is vanuit de HTL-locatie geplaatst in een gesloten opvang van het [geestelijke gezondheidszorg] . Deze opname is op aanraden van het Coa gebeurd, maar eiser heeft zich vrijwillig aangemeld voor deze gesloten opname. Eiser heeft zich dan ook vrijwillig laten opnemen. Op dit moment heeft eiser geen medische informatie overgelegd. Verweerder hoeft daarom geen zelfstandig onderzoek te doen naar de medische situatie van eiser. In het geval van eiser heeft verweerder daarom ook geen individuele aanvullende garanties aan de Italiaanse autoriteiten hoeven vragen voor adequate opvang- en/of medische voorzieningen bij overdracht aan Italië. Verweerder mag er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat eiser in Italië voor zijn klachten medisch kan worden behandeld. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is voor zijn behandeling. Daarvoor ligt er immers te weinig informatie. De beroepsgrond slaagt niet.
4. De rechtbank merkt nog op dat verweerder zich bij de voorbereiding van de overdracht van eiser aan Italië zal moeten vergewissen van de gezondheidstoestand van eiser en de betekenis daarvan voor de overdracht.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.