ECLI:NL:RBDHA:2022:14617
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening met betrekking tot medische zorg en garanties
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die zich vrijwillig had aangemeld voor gesloten opname, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder terecht heeft gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, aangezien er een fictief akkoord was ontstaan door het verstrijken van de reactietermijn van Italië.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de beslissing van verweerder om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen voldoende gemotiveerd was. Eiser had geen medische informatie overgelegd die zijn psychische problematiek onderbouwde, en verweerder was daarom niet verplicht om aanvullende garanties te vragen aan de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank benadrukte dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat eiser in Italië adequate medische zorg zou ontvangen. De beroepsgrond van eiser werd verworpen, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.