ECLI:NL:RBDHA:2022:14603
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2022 het verzoek tot wraking van mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin afgewezen. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde P. van den Heuvel, stelde dat de rechter niet goed naar haar had geluisterd en vooringenomen was in de behandeling van haar zaak tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter enkel oor had voor het Uwv en dat zij geen empathie toonde voor verzoekster. Verzoekster was van mening dat de rechter had aangegeven dat zij waarschijnlijk in het nadeel van verzoekster zou beslissen, wat volgens haar een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid opleverde.
De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de rechter niet naar verzoekster had geluisterd. Het proces-verbaal van de zitting bood geen aanknopingspunt voor de claims van verzoekster. De rechter had weliswaar een mogelijke uitkomst van de zaak geschetst, maar dit op zich was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.