ECLI:NL:RBDHA:2022:14603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
X/09/635714 / KG RK 22-1185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2022 het verzoek tot wraking van mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin afgewezen. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde P. van den Heuvel, stelde dat de rechter niet goed naar haar had geluisterd en vooringenomen was in de behandeling van haar zaak tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter enkel oor had voor het Uwv en dat zij geen empathie toonde voor verzoekster. Verzoekster was van mening dat de rechter had aangegeven dat zij waarschijnlijk in het nadeel van verzoekster zou beslissen, wat volgens haar een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid opleverde.

De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de rechter niet naar verzoekster had geluisterd. Het proces-verbaal van de zitting bood geen aanknopingspunt voor de claims van verzoekster. De rechter had weliswaar een mogelijke uitkomst van de zaak geschetst, maar dit op zich was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/65
zaak- /rekestnummer: C/09/635714 / KG RK 22-1185
Beslissing van 14 november 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: P. van den Heuvel,
strekkende tot de wraking van
mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 september 2022;
- het proces-verbaal van de zitting van 19 september 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 oktober 2022.
1.2.
Op 31 oktober 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, tevens echtgenoot;
- twee vertegenwoordigers van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorders.
De rechter heeft laten weten wegens cursus verhinderd te zijn om te verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 20/7334 tussen verzoekster en het Uwv. Die zaak betreft het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van het Uwv van 28 oktober 2020. In die zaak heeft een openbare behandeling van het beroep plaatsgevonden op 21 februari 2022. De rechtbank heeft toen ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat het Uwv de rechtbank een schikkingsvoorstel toezendt, na ontvangst waarvan deze aan de gemachtigde van verzoekster zal worden toegezonden met het verzoek hierop te reageren. Nadat partijen hiertoe over zijn gegaan en over en weer op elkaar reacties hebben gereageerd, is de zitting voortgezet op 19 september 2022. De rechtbank heeft aan het einde van die zitting het onderzoek in de zaak gesloten en meegedeeld dat op 31 oktober 2022 uitspraak zal worden gedaan.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft enkel oor gehad voor het Uwv. Zij heeft niet geluisterd naar verzoekster en zij heeft geen empathie voor haar. De rechter is ter zitting ook helemaal meegegaan met het betoog van het Uwv, terwijl het Uwv heeft gelogen. De rechter heeft namelijk gezegd dat als verzoekster niet zou instemmen met het schikkingsvoorstel de kans groot was dat verzoekster het hele bedrag zou moeten betalen, dat door het Uwv wordt teruggevorderd. De rechter is daarom vooringenomen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat niet is gebleken dat de rechter niet goed naar verzoekster heeft geluisterd. Het proces-verbaal van de zitting biedt daarvoor geen aanknopingspunt. Verder blijkt uit het proces-verbaal dat de rechter nog geen beslissing heeft genomen. Wel heeft zij geschetst welke beslissing partijen waarschijnlijk kunnen verwachten, indien partijen geen overeenstemming bereiken over het schikkingsvoorstel en de rechter daarom een uitspraak moet doen over de rechtmatigheid van het besluit van het Uwv. Dat de rechter dit heeft aangekondigd en dat de verwachte beslissing niet in het voordeel van verzoekster is, levert echter geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid van de rechter op. Het verzoek tot wraking is daarom niet toewijsbaar.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekster en haar gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, D. Biever en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.E. Scheers en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.