ECLI:NL:RBDHA:2022:1456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
NL21.2593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Palestijnse eiser met onbekende nationaliteit en problemen met de geheime dienst in Jordanië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Palestijnse man zonder bekende nationaliteit, had op 8 april 2019 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 februari 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiser stelde dat hij vanwege zijn Palestijnse herkomst en problemen met zijn ex-schoonfamilie in Jordanië niet terug kon keren naar zijn land van herkomst. Hij voerde aan dat hij staatloos was en dat zijn ex-schoonvader, die voor de autoriteiten werkte, hem had bedreigd en mishandeld.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht had afgewezen. Hoewel de rechtbank de Palestijnse herkomst van eiser geloofwaardig achtte, vond zij de overige gestelde problemen niet aannemelijk. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat hij niet legaal kon werken in Jordanië en dat hij geen documenten kon verkrijgen van de Jordaanse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij een reële vrees had voor vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2593

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij besluit van 19 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag

afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Al Sudani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.
Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1988 en bezit een onbekende nationaliteit. Op 8 april 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij van Palestijnse herkomst is en hij voor zijn vertrek naar Nederland in Jordanië heeft verbleven. Hij is staatloos en bezit de Jordaanse nationaliteit niet. Door zijn Palestijnse herkomst mag hij niet legaal werken in Jordanië. Daarnaast is het niet mogelijk om de documenten te verkrijgen die hij nodig heeft. Na zijn echtscheiding van zijn Jordaanse vrouw kreeg eiser problemen met zijn ex-schoonfamilie, met name zijn ex-schoonvader. Eisers ex-schoonvader werkt voor de autoriteiten en heeft de naam van eisers dochtertje laten wijzigen. Ook heeft hij laten registreren dat eiser voor 75% is afgekeurd. Eisers ex-zwager heeft hem mishandeld en met de dood bedreigd. Begin 2014 is eiser over deze problemen geïnterviewd op live televisie. Naar aanleiding van dat interview is eiser door twee personen van de geheime dienst meegenomen en verhoord.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De problemen vanwege zijn Palestijnse herkomst worden deels geloofwaardig geacht. Zo volgt verweerder eiser wel in diens stelling dat hij een hoger collegegeld moest betalen voor toegang tot de Universiteit dan Jordaanse burgers. De overige gestelde problemen vanwege eisers Palestijnse herkomst worden niet gevolgd. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft met zijn ex-schoonfamilie en met de geheime dienst in Jordanië.
4. Eiser heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Eiser kan niet terugkeren naar Jordanië omdat hij daar geen verblijfsvergunning heeft. De bewijslast voor toegang tot Jordanië ligt bij verweerder. Daarbij komt dat eiser illegaal heeft gewerkt in Jordanië en geen Jordaans paspoort kan verkrijgen. Eisers ex-schoonvader heeft eiser via corrupte wegen arbeidsongeschikt doen verklaren om sociale voorzieningen te ontvangen. Corruptie hoeft niet logisch en wettelijk te zijn. Verweerder heeft niet aan eiser tegen kunnen werpen dat uit de YouTube-video niet blijkt dat dit op televisie is uitgezonden nu de naam en het logo van televisiezender [naam televisiezender] in de bovenhoek van de video in beeld is. Verweerder had deze video moeten bekijken met een Arabische vertaler. Eiser heeft met het interview een zeker risico genomen uit hoop dat de autoriteiten en de koning hem zouden helpen. Met de overgelegde gewijzigde geboorteakte van de dochter van eiser heeft hij verder bewezen dat de naam van zijn dochter wel degelijk is gewijzigd. Eiser heeft Jordanië legaal uit kunnen reizen, omdat hij niet gezocht werd door de geheime dienst. Hij heeft geen problemen met de gehele geheime dienst in Jordanië, maar enkel met één iemand die voor de geheime dienst werkt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Problemen vanwege de Palestijnse herkomst
5. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet legaal kon werken in Jordanië. Eiser is hier ook niet in geslaagd met de in beroep aangehaalde openbare bronnen. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser lange tijd in Jordanië heeft gewoond en gewerkt. Eiser heeft zichzelf zelfstandig voorzien in zijn levensonderhoud. Uit de overgelegde verklaringen van de oud-werkgever van eiser blijkt niet dat hij illegaal heeft gewerkt. De stelling dat eiser niet legaal in Jordanië mocht werken strookt ook niet met de stelling van eiser dat zijn ex-schoonvader hem arbeidsongeschikt heeft doen verklaren om sociale voorzieningen te ontvangen. De stelling van eiser dat corruptie niet logisch en wettelijk hoeft te zijn neemt niet weg dat het op de weg van eiser ligt om zijn asielrelaas aannemelijk te maken.
6. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij geen documenten kan verkrijgen van de Jordaanse autoriteiten. Uit de door eiser overgelegde informatie volgt dat Jordanië inwoners van Palestijnse herkomst indeelt in verschillende categorieën. De mogelijkheid om te beschikken over eisdocumenten, waaronder een paspoort, een groene kaart en een T-paspoort, verschilt tussen deze categorieën. Eiser heeft echter niet kunnen duiden welke situatie nu op hem van toepassing is. Verweerder heeft de enkele stelling van eiser dat hij geprobeerd heeft om een paspoort te verkrijgen in Jordanië onvoldoende kunnen vinden om aan te nemen dat eiser geen paspoort kan verkrijgen vanwege zijn Palestijnse herkomst. Eiser heeft geen brieven of andere documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk heeft geprobeerd om een paspoort te verkrijgen. Verweerder heeft in dit verband verder kunnen betrekken dat eiser wel in staat is gebleken om andere documenten te verkrijgen van de Jordaanse autoriteiten, waaronder geboorteaktes en een verklaring waarin staat dat hij niet de Jordaanse nationaliteit bezit, welke hij ook heeft overgelegd.
Problemen met de ex-schoonfamilie
7. Ook heeft verweerder voldoende gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat het bevreemdend is dat zijn ex-schoonvader hem arbeidsongeschikt heeft doen verklaren om sociale voorzieningen te ontvangen. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat zijn ex-schoonvader hiervoor verantwoordelijk is geweest. Eiser heeft dit incident evenmin verder kunnen verduidelijken. Dat corruptie niet logisch en wettelijk hoeft te zijn neemt niet weg dat het op de weg van eiser ligt om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De door eiser overgelegde verklaring van de medische commissie van 2013 kan dit niet anders maken, nu hieruit enkel blijkt dat eiser voor 75% is afgekeurd.
8. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de aangedragen YouTube-video niet maakt dat de problemen van eiser geloofwaardig moeten worden geacht. Eiser heeft niet geduid wat uit deze video moet blijken. Verweerder heeft aan eiser tegen kunnen werpen dat niet aannemelijk is geworden dat de video is uitgezonden op televisie. Verweerder heeft hierbij betrokken dat de video enkel op YouTube te vinden is, en niet op de site van de Jordaanse tv-zender [naam televisiezender]. Dat de video een vermelding bevat van [naam televisiezender] maakt dit niet anders. Dat eiser zich heeft gewend tot de Jordaanse televisie in de hoop door de Jordaanse koning of andere autoriteiten geholpen te worden is reeds in het bestreden besluit en het voornemen betrokken. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij bereid was om dat risico te nemen. Eiser wist immers al dat zijn ex-schoonvader voor de autoriteiten werkte. [1]
9. Hoewel eiser met de twee overgelegde geboorteaktes van zijn kind duidelijk heeft gemaakt dat er een naamswijziging heeft plaatsgevonden, heeft verweerder zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit niet maakt dat het asielrelaas van eiser geloofwaardig is. Zo volgt uit de naamswijziging niet dat deze is ingegeven door kwade wil van de zijde van de ex-schoonvader van eiser. Daarbij komt dat eiser omtrent zijn problemen met zijn familie, de geheime dienst dan wel een persoon die werkzaam is bij de
geheime dienst vaag, summier en tegenstrijdig heeft verklaard.
10. Verweerder heeft verder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet kan duiden wanneer de incidenten hebben plaatsgevonden. Eiser heeft zijn stelling dat hij slecht is met data niet nader onderbouwd. Uit het FMMU-advies [2] blijkt niet dat er beperkingen zijn die relevant zijn voor het horen en beslissen. Verweerder heeft dan ook van eiser mogen verwachten dat hij deze gebeurtenissen kon duiden, dit te meer nu ze de aanleiding waren voor eisers vertrek uit Jordanië.
11. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas dat eiser de laatste jaren voor zijn vertrek geen problemen met zijn ex-schoonfamilie heeft gehad. Dat eiser was ondergedoken en maar een klein aantal personen wist waar hij verbleef, kan hier niet aan af doen. Eiser heeft zelf verklaard dat hij denkt dat zijn ex-schoonvader een rol heeft gespeeld in zijn problemen met de geheime dienst. [3] Nu eiser zelf een koppeling legt tussen zijn ex-schoonvader en het incident met de geheime dienst in augustus 2015, valt niet in te zien dat zijn ex-schoonvader niet zou kunnen achterhalen waar eiser woont. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser wel naar de universiteit is blijven gaan en in die periode heeft gewerkt.
Problemen met de geheime dienst
12. Verweerder heeft ook de gestelde problemen van eiser met de geheime dienst in Jordanië niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft verweerder tegen kunnen werpen dat eiser Jordanië legaal uit heeft kunnen reizen. De stelling van eiser dat hij geen problemen heeft met de geheime dienst in het algemeen, maar slechts met één persoon bij de geheime dienst, maakt dit niet anders. Dit verhoudt zich namelijk niet met de verklaringen van eiser dat de geheime dienst achter hem aan zit, dat meerdere mensen aanwezig waren bij zijn ondervraging en dat bepaalde mensen hem achtervolgden. [4]
Terugkeer
13. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat het aan verweerder is om te bewijzen dat eiser toegang heeft tot Jordanië, volgt de rechtbank dit niet. Anders dan eiser heeft aangevoerd speelt de vaag of eiser feitelijk toegang tot Jordanië zou kunnen krijgen geen rol bij de beoordeling of hij aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze vraag is immers niet relevant in de beoordeling of eiser een reële vrees voor vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [5] heeft, aangezien deze vraag ziet op de terugkeer. De wijze waarop een mogelijke uitzetting geëffectueerd zou kunnen worden, maakt dan ook geen deel uit van de beoordeling die verweerder naar aanleiding van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient te verrichten. [6] Op grond hiervan heeft verweerder in het rapport van het Danish Immigration Service uit 2020 terecht geen grond gezien om een ander besluit te nemen, nu dit rapport alleen ziet op de vraag of Palestijnen Jordanië feitelijk kunnen inreizen. Deze vraag ligt nu niet voor. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Voor zover eiser heeft gewezen op het arrest M.S.S. [7] en de Afdelingsuitspraken [8] hierover, overweegt de rechtbank dat het in die zaken gaat om een overdracht in het kader van de Dublinverordening. Daar is in het geval van eiser geen sprake van.
Conclusie
15. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser er niet in is geslaagd om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Het nader gehoor van 15 februari 2021, p. 9.
2.FMMU-advies van 18 mei 2020.
3.Het nader gehoor van 15 februari 2021, p. 17.
4.Het nader gehoor van 15 februari 2021, p. 8, 9,11 en 12.
5.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. en de Fundamentele Vrijheden.
6.Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT8374.
7.Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 21 januari 2011, M.S.S. tegen België en Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609.
8.De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met nummer 201009278/1; 701007479/1 en 201002796/1.