In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarbij hij onder andere aanvoerde dat er sprake was van geloofsgroei. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.C.E. Hoftijzer, en een tolk, S.M. Razaghi. De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was ook aanwezig. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te schorsen in afwachting van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in vergelijkbare zaken, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.518,00, die aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend.