ECLI:NL:RBDHA:2022:14478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
NL22.11307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met geloofsgroei en schorsing van uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarbij hij onder andere aanvoerde dat er sprake was van geloofsgroei. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.C.E. Hoftijzer, en een tolk, S.M. Razaghi. De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was ook aanwezig. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te schorsen in afwachting van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in vergelijkbare zaken, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.518,00, die aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11307
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.11306, op
7 juli 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S.M. Razaghi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [1989] . Hij heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend en daaraan onder meer ten grondslag gelegd dat sprake is van geloofsgroei.
2. In het beroep heeft de rechtbank heden het onderzoek ter zitting geschorst. Op 24 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)
namelijk een aantal zaken1 ter zitting behandeld betreffende opvolgende asielaanvragen, waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd. De beoordeling van de ABRvS kan van belang zijn voor het beroep van verzoeker. Om die reden wil de rechtbank de uitspraken van de ABRvS afwachten.
1 202005072/ 1, 202100736/ 1 en 202101256/1.
3. Verzoeker heeft er belang bij om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.