ECLI:NL:RBDHA:2022:14475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
C/09/639595 / JE RK 22-2586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met letsel en veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 december 2022 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De aanleiding voor deze beslissing zijn ernstige zorgen over het letsel dat bij [minderjarige 2] is geconstateerd, waarbij de verklaring van de ouders niet overeenkomt met de ernst van het letsel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een risico bestaat voor de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie, en dat er een jeugdbeschermer betrokken moet blijven om toezicht te houden op de situatie en de naleving van veiligheidsafspraken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, en de ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten dat de voorlopige ondertoezichtstelling van beide kinderen van kracht blijft tot 14 maart 2023, om de veiligheid van de kinderen te waarborgen terwijl het onderzoek naar de toedracht van het letsel voortduurt.

De kinderrechter heeft ook bepaald dat de ouders geen inzage krijgen in het rekest met aanvullende informatie van de Raad, om de persoonlijke levenssfeer van [minderjarige 2] te beschermen en te voorkomen dat het politieonderzoek wordt doorkruist. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de veiligheid voorop staat. De ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. M.J. Boers, en de beschikking is mondeling gegeven in het openbaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/639595 / JE RK 22-2586
Datum uitspraak: 22 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 13 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2022 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden bijgestaan door advocaat mr. M.J. Boers te ’s-Gravenzande.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 13 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 14 december 2022 tot 23 december 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking van 13 december 2022 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
-het rekest van de Raad van 13 december 2022 met aanvullende informatie (voor de kinderrechter)
- een rekest van de Raad voor de ouders d.d. 13 december 2022;
- de brief d.d. 22 december 2022 van de advocaat van de ouders.
Op 22 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- de ouders.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de gecertificeerde instelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de basale zorg, de fysieke- en emotionele veiligheid en de opvoedingsomgeving van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Bij [minderjarige 2] is op 20 november 2022 ernstig letsel geconstateerd. De verklaring die de ouders geven, komt niet overeen met de ernst van het vastgestelde letsel bij [minderjarige 2] . Volgens artsen is de kans aanzienlijk groter dat het letsel is toegebracht dan dat er sprake is van accidenteel letsel of ziekte. Er zijn samen met de ouders en grootmoeder moederszijde veiligheidsafspraken opgesteld waarbij er te allen tijde een vierogen beleid geldt. De moeder wordt niet alleen gelaten met de kinderen en blijft onder toezicht van de grootmoeder moederszijde. De vader verblijft momenteel ergens anders. Omdat [minderjarige 1] ook deel uitmaakt van het gezinssysteem en er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van het letsel van [minderjarige 2] , vindt de Raad het van belang dat ook de veiligheid van [minderjarige 1] gewaarborgd moet worden gedurende het onderzoek. Een uithuisplaatsing vindt de Raad niet noodzakelijk omdat er veiligheidsafspraken zijn gemaakt en de kinderen hierdoor in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Betrokkenheid van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om zicht te krijgen op opvoedomgeving van de kinderen en opvoedvaardigheden van de ouders en moet hulpverlening worden ingezet. Daarnaast is het voor de hechting van de kinderen van belang dat de vader begeleid en veilig contact heeft met hen. Hier zullen afspraken over gemaakt worden.
De advocaat van de ouders heeft middels de brief d.d 22 december 2022 aangegeven dat de ouders zich refereren aan het verzoek van de voorlopige ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige 2] , maar menen dat de voorlopige ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige 1] dient te worden beëindigd. De ouders zijn erg geschrokken en hebben ter zitting aangegeven dat zij voor alle hulpverlening openstaan en alles zullen doen dat in het belang van de kinderen wordt geacht.

Beoordeling

Allereerst constateert de kinderrechter dat de Raad een aanvullend rekest heeft ingediend bij de rechtbank met aanvullende en concrete informatie, waar (eerder) geen afschrift van is verstrekt aan de ouders (eigenlijk zijn er twee rekesten, de ouders hebben een aanzienlijk beknopter rekest ontvangen, waarin met name veel medische informatie niet is opgenomen). De Raad heeft verzocht het rekest met aanvullende informatie niet aan de ouders te verstrekken. De kinderrechter heeft gehandeld conform dit verzoek van de Raad.
De kinderrechter geeft in dit verband toepassing aan het bepaalde in artikel 811, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en bepaalt dat de ouders vooralsnog geen afschrift krijgen van bedoeld het rekest met aanvullende informatie. De kinderrechter is van oordeel dat, zoals volgt uit artikel 5.1 lid 2 onder e Wet open overheid, het weigeren van de aanvullende informatie thans noodzakelijk is om de persoonlijke levenssfeer van [minderjarige 2] te eerbiedigen en zijn veiligheid niet in gevaar te brengen, waaronder mede wordt begrepen het gevaar dat het politieonderzoek wordt doorkruist.
Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het nog steeds dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht worden gesteld.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er grote zorgen zijn over het letsel dat bij [minderjarige 2] is geconstateerd (intracraniaal letsel, epileptische aanvallen, een hematoom op de borstkas) en de daarmee gepaard gaande veiligheid van de kinderen in de thuissituatie. Het letsel is mogelijk toegebracht en het is nog onduidelijk hoe dit letsel is ontstaan. De ouders geven hierover uiteenlopende verklaringen. Zolang er geen duidelijk bestaat over de toedracht van het letsel, is het van belang dat een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht kan houden op de thuissituatie en ervoor zorgt dat de veiligheidsafspraken worden nageleefd. Hoewel de ouders hebben aangegeven open te staan voor de hulpverlening, zijn de zorgen van dusdanige aard dat het noodzakelijk is dat een jeugdbeschermer bij het gezin komt die de situatie kan monitoren. Ondanks de onduidelijkheid rondom de toedracht van het letsel, dient de veiligheid van de kinderen voorop te staan. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat ook [minderjarige 1] wordt meegenomen in het onderzoek, nu hij deel uitmaakt van het gezin en ook zijn veiligheid gewaarborgd moet worden. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling voor het nog resterende gedeelte voor beide kinderen toewijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat aan de ouders inzage in en afschrift van het rekest van de Raad met aanvullende informatie van 13 december 2022 wordt onthouden;
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 23 december 2022 tot 14 maart 2023 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.W.E. van Reisen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 januari 2023.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.