ECLI:NL:RBDHA:2022:14464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
09-299390-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlokking van diefstal met geweld in vereniging met betrekking tot twee slachtoffers

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]. De verdachte is beschuldigd van het uitlokken van een diefstal met geweld in vereniging, waarbij twee slachtoffers betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het uitlokken van een diefstal met geweld ten aanzien van [slachtoffer 1], maar heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op het geweld tegen [slachtoffer 2]. De verdachte heeft een oproep gedaan via Snapchat waarin hij vroeg wie er iemand kende om te mishandelen of te kidnappen, wat leidde tot de beroving van [slachtoffer 1] op 22 oktober 2020. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 100 dagen jeugddetentie, waarvan 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] behandeld, waarbij de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk is toegewezen en de vordering van [slachtoffer 2] is afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan [slachtoffer 1].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/299390-20
Datum uitspraak: 22 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. R.A.L.F. Frijns naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzitting van 8 december 2022. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde, inhoudende dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het uitlokken van een poging tot zware mishandeling.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft zich met betrekking tot het nog meer subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft als bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Feiten en omstandigheden
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. De verdachte heeft een aantal dagen voorafgaand aan de beroving een oproep op Snapchat geplaatst met de vraag wie er iemand kent om iemand te mishandelen of te kidnappen. De [medeverdachte 1] heeft op deze oproep gereageerd, waarna de verdachte hem een foto heeft gestuurd van het beoogde [slachtoffer 1] . Ook heeft de verdachte een geldbedrag beloofd aan [medeverdachte 1] . De verdachte heeft bovendien aan [medeverdachte 1] verteld dat [slachtoffer 1] mooie spullen heeft en dat het aan [medeverdachte 1] is om zelf te beslissen wat hij hiermee gaat doen.
Vervolgens heeft er op 22 oktober 2020 een beroving plaatsgevonden bij [locatie] in Zoetermeer
.Hierbij werden aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – nadat zij door de [medeverdachte 2] waren meegelokt naar de plaats delict – plotseling van achteren gegrepen door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Tijdens de beroving werden de aangevers met een hamer op het hoofd geslagen, bij de keel gepakt, geslagen en geschopt of getrapt. Daarnaast werden de aangevers bedreigd met geweld door onder meer een mes aan hen te tonen en werden zij gedwongen hun kleding uit te trekken. Bij de beroving zijn van aangevers sleutels, airpods, pasjes, een jas, een broek, een Iphone 11, een scooter, een Louis Vuitton muts en drie petten weggenomen.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden is het aan de rechtbank om de rol van de verdachte in juridische zin te duiden.
3.4.2
Het oordeel over het uitlokken van een diefstal met geweld in vereniging
De vraag die de rechtbank allereerst moet beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten opzettelijke uitlokking van een diefstal met geweld in vereniging.
Om te kunnen spreken van (strafbare) uitlokking, moet worden voldaan aan een vijftal vereisten:
1) de uitlokker moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet – met andere woorden – zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij uitlokt (dubbel opzet);
2) hij moet die ander op het idee brengen (aanzetten) het strafbare feit te begaan;
3) de uitlokker moet gebruik maken van een of meer uitlokkingsmiddelen;
4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en;
5) degene die is uitgelokt, moet strafbaar zijn.
Aan alle hierboven beschreven voorwaarden is in dit geval om de volgende redenen voldaan.
De verdachte heeft het plan opgevat om [slachtoffer 1] bang te maken. Hiertoe heeft hij op Snapchat gevraagd wie er iemand kent om iemand te mishandelen of te kidnappen. [medeverdachte 1] reageerde daarop en vroeg wat hij moest doen. Hij hoorde dat [verdachte] zei dat hij iemand in elkaar moest slaan omdat een jongen iets met zijn zusje had gedaan. De verdachte heeft hierdoor [medeverdachte 1] op het idee gebracht om geweld te plegen jegens [slachtoffer 1] . (Vol) opzet op de gewelddadige handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1] staat hiermee vast. Het is de rechtbank echter niet gebleken dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, zover strekt dat de verdachte daarmee ook bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een ander dan [slachtoffer 1] , in dit geval [slachtoffer 2] ook het slachtoffer zou worden van dit geweld. Hetzelfde geldt voor de beroving van [slachtoffer 2] . De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van al hetgeen hem ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] ten laste is gelegd.
Voor zover de raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het opzet van de verdachte niet was gericht op het gebruik van wapens door de overvallers, overweegt de rechtbank als volgt. Voor de bewezenverklaring van uitlokking is onder meer vereist dat bewezen wordt dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het uitgelokte misdrijf. Dat opzet omvat echter niet de precieze wijze waarop het misdrijf wordt uitgevoerd. De uitlokker kiest ervoor het plegen van het delict aan een ander over te laten en neemt daarmee voor lief dat de uitvoering van het feit anders uitpakt dan de uitlokker voor ogen stond. De verdachte heeft hiermee het risico aanvaard dat de medeverdachten de aangever zouden overvallen op een wijze die zij zelf passend vonden, zelfs als dat, zoals in dit geval, met een hamer en een mes zou zijn.
De rechtbank stelt – evenals de officier van justitie en de raadsman – voorop dat op grond van de bewijsmiddelen niet is vast komen te staan dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer 1] te beroven. Vol opzet op de diefstal kan daarom niet worden bewezen. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de beroving van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de beroving – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bij de vraag of de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard, betrekt de rechtbank dat de verdachte voorafgaand aan de beroving tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat
[slachtoffer 1] mooie spullen heeft en dat hij zelf mag weten wat hij ermee doet. Door de [medeverdachte 1] vooraf uitdrukkelijk te wijzen op de mooie spullen van de aangever waarmee hij kan doen wat hij wil, heeft de verdachte [medeverdachte 1] op het idee van de mogelijkheid van een beroving gebracht en daarmee ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze beroving zou plaatsvinden. De verdachte heeft dus voorwaardelijk opzet gehad op de beroving van [slachtoffer 1] .
Het aan [medeverdachte 1] beloofde geldbedrag ziet de rechtbank als uitlokkingsmiddel om hem over te halen de beroving te plegen. Bovendien heeft de verdachte een foto van [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] gestuurd en tegen hem gezegd dat [slachtoffer 1] mooie spullen heeft en dat hij zelf mag weten wat hij ermee doet, zodat hij ook gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft. Ook heeft het strafbare feit daadwerkelijk plaatsgevonden en is de uitgelokte strafbaar. Daarmee is voldaan aan alle vijf vereisten van een (strafbare) uitlokking.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitlokking van een diefstal met geweld in vereniging ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] .

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 22 oktober 2020 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging, een Iphone 11 en een scootersleutel en een scooter en een Louis Vuitton muts en drie petten en pasjes en sleutels,
van [slachtoffer 1] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- hem met een hamer op het hoofd te slaan, en
- hem een mes te tonen, en
- hem meerdere malen op het hoofd en lichaam te slaan en één
maalte schoppen of te trappen
tegen hetlichaam,
welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte op tijdstippen in de periode van 1 september 2020 tot en met 22 oktober 2020 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door belofte
enhet verschaffen van gelegenheid
eninlichtingen, immers heeft verdachte:
- een ander
opgeroepenom geweld tegen [slachtoffer 1] te plegen (welke oproep luidt wie wil iemand mishandelen), en
- contact gehad en afgesproken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dit voor hem
gaandoen, en
- een foto van [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 1] gestuurd om duidelijk te maken tegen wie geweld moet worden gepleegd, en
- een geldelijke beloning aan [medeverdachte 1] in het vooruitzicht
gesteld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – met toepassing van het jeugdstrafrecht en rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn – wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. Er moet geen voorwaardelijke jeugddetentie meer volgen, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de duur van de schorsingsperiode. Er zijn geen politiecontacten meer geweest en er is geen recidiverisico. Voor wat betreft de hoogte van een op te leggen taakstraf heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitlokken van diefstal met geweld. De verdachte heeft een oproep geplaatst voor een ernstige mishandeling (‘
mishandelen of kidnappen’) van het slachtoffer, omdat hij boos op hem was, en heeft daarbij een beloning in het vooruitzicht gesteld. Ook heeft hij een van de medeverdachten erop gewezen dat er bij het slachtoffer mooie spullen aanwezig zijn en dat die medeverdachte daarmee mag doen wat hij wil. Het jonge slachtoffer is vervolgens, in het bijzijn van zijn vriend die ook slachtoffer is geworden van de beroving, door een medeverdachte onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek in een park gelokt, alwaar hij door twee anderen is overvallen. Het slachtoffer heeft onder bedreiging met een mes een aantal goederen moeten afstaan. Daarbij is ook grof fysiek geweld gebruikt door de overvallers, waarbij met een hamer op het hoofd van het slachtoffer is geslagen. Daarnaast heeft het slachtoffer zich in de kou moeten uitkleden, hetgeen niet alleen heel gemeen is maar ook vernederend moet zijn geweest. De uitlokking van een beroving zoals die heeft plaatsgevonden, met geweld en onder dreiging van wapens, is een ernstig feit dat grote impact heeft op het leven van het slachtoffer en op zijn gevoel van veiligheid. Het slachtoffer is uit angst in de sloot gesprongen. De verdachte heeft met zijn handelen voor eigen rechter willen spelen, en anderen meegenomen in een zeer kwalijk plan met schadelijke gevolgen voor het slachtoffer maar ook voor alle andere betrokkenen en de maatschappij. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 november 2022.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 3 mei 2021. Uit het rapport blijkt dat het goed gaat met de verdachte. Er zijn veel beschermende factoren. Er zijn uitsluitend zorgen op het gebied van agressieregulatie. De verdachte is echter gemotiveerd voor gedragsverandering en hulp is daardoor mogelijk vanuit een vrijwillig kader. Vanwege de goede inzet van de verdachte en het gezin ziet de reclassering dan ook geen noodzaak voor verplichte begeleiding. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen.
De reclassering adviseert bovendien om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte lijkt gebaat bij een pedagogische aanpak en er zijn voldoende beïnvloedingsmogelijkheden vanuit zijn ouderlijk huis. Tot slot pleiten zijn impulsiviteit en kinderlijke overkomen ook voor de toepassing van het jeugdstrafrecht.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank ziet zich ten eerste voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor volwassenen of jeugdigen toegepast dient te worden. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om het jeugdstrafrecht toe te passen op jongeren in de leeftijd van achttien tot drieëntwintig jaar als de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid van de verdachte en de pedagogische mogelijkheden aanleiding geven tot toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd. De rechtbank zal dan ook het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter terechtzitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie, ook om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een jeugddetentie van 100 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 55 dagen voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren.
Verder acht de rechtbank het – gelet op de ernst van het feit – ook passend dat aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, wordt opgelegd, zodat hij nog daadwerkelijk straf ervaart, terwijl wordt voorkomen dat hij hiervoor terug zou moeten in jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden. De rechtbank heeft de overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
De rechtbank overweegt tot slot dat bij de duur van de op te leggen werkstraf ook rekening is gehouden met (de hoogte van) de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd voor het bewezenverklaarde feit.

8.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 2] ,wettelijk vertegenwoordigd door zijn [ouders] en bijgestaan door mr. W.N. van der Voet, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.369,95, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk toe te wijzen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 619,95 aan materiële schade en
€ 750,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 1], bijgestaan door mr. L. Da Silva, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 7.053,95, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk toe te wijzenen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 4.043,95 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
[naam] ,(moeder van [slachtoffer 1] ), bijgestaan door mr. L. Da Silva, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert voor de verplaatste schade een schadevergoeding van € 3.704,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk toe te wijzen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade tot 30% van de respectievelijke vorderingen. De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de vordering van [naam] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering voor wat betreft de materiële schade, gelet op de bepleitte vrijspraak voor de uitlokking van diefstal met geweld. Omtrent de immateriële schade van [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering van [slachtoffer 2] moet in zijn geheel niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege de bepleitte partiële vrijspraak. De raadsman heeft net als de officier van justitie geen standpunt ingenomen over de vordering van [naam] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
8.3.2
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op materiële schade, is namens de verdachte niet (inhoudelijk) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 5.543,95, bestaande uit € 4.043,95 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 oktober 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Anders dan de officier van justitie heeft verzocht, wordt de vordering hoofdelijk toegewezen. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.543,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 oktober 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
8.3.3
Benadeelde partij [naam]
Nu de door [naam] gevorderde materiele schadevergoeding reeds zal worden toegekend aan benadeelde partij [slachtoffer 1] en van onrechtmatig handelen door de verdachte jegens [naam] niet is gebleken, zal [naam] niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben geen standpunt ingenomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten een boksbeugel en een mes, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 4 en 5 genummerde voorwerpen, te weten een horloge, een schoudertas en een muts.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
uitlokking van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van
100 (HONDERD) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
55 (VIJFENVIJFTIG) DAGENniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 (DERTIG) DAGEN;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 5.543,95 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 oktober 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.543,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 oktober 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
Benadeelde partij [naam]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten:
2. boksbeugel (Omschrijving: 2509302, Alto Hard Ride);
3. 1 STK Mes (Omschrijving: 2509286, zwart, merk: Machette);
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 4 en 5 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Horloge (Omschrijving: 2509316, Rolex Oyster);
4. Schoudertas (Omschrijving: 2509335, Louis Vuitton);
5. 1 STK Muts (Omschrijving: 2509328, Louis Vuitton);
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort en mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2022.
Mr. B. Martinez-Hammer en mr. M.J. Bouwman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Primair – uitlokking diefstal met geweld
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 oktober 2020 te ’s-Gravenhage althans te Zoetermeer althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sleutels en/of airpods en/of pasjes en/of een jas en/of een broek en/of een Iphone 11 en/of een scootersleutel en/of een scooter en/of een Louis Vuitton muts en/of drie, althans een of meer pet(ten) en/of pasjes en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- hen/hem een of meerdere malen met een hamer, en/of een mes, althans een voorwerp, op het hoofd, althans lichaam, te slaan, en/of
- hen/hem met een mes te steken, en/of
- hen/hem een mes te tonen, en/of
- hen/hem bij de keel te pakken, en/of
- aan hen/hem te trekken en/of te één of meerdere malen op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of één of meerdere malen te schoppen en/of te trappen in de buik en/of lichaam,
welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 22 oktober 2020 te Zoetermeer en/of Delft, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door gift(en)/belofte(n)/misbruik van gezag/geweld/bedreiging of misleiding/het verschaffen van gelegenheid-middelen-inlichtingen, immers heeft verdachte:
- een oproep op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of ieder/een ander te doen om geweld tegen [slachtoffer 1] en/of iemand te plegen (welke oproep luidt “wie wil iemand voor een groot bedrag zwaar mishandelen of neersteken”), en/of
- contact gehad en afgesproken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] dit voor hem te doen, en/of
- een foto van [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] gestuurd om duidelijk te maken tegen wie geweld moet worden gepleegd, en/of
- een geldelijke beloning aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] in het vooruitzicht te stellen, waarbij aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] ook een geldelijke beloning van 200 euro is betaald nadat het feit heeft plaatsgevonden;
Subsidiair – medeplichtigheid diefstal met geweld
[medeverdachte 1] en/of L.S. [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 oktober 2020 te ’s-Gravenhage althans te Zoetermeer althans te Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sleutels en/of airpods en/of pasjes en/of een jas en/of een broek en/of een Iphone 11 en/of een scootersleutel en/of een scooter en/of een Louis Vuitton muts en/of drie, althans een of meer pet(ten) en/of pasjes en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan . [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 oktober 2020 te ’s-Gravenhage opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
-een oproep op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of ieder/een ander te doenn om [slachtoffer 1] met geweld van zijn spullen te beroven en/of
-contact te hebben en af te spreken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] dit voor hem zou(den) doen en/of
-een foto van [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] te sturen om duidelijk te maken wie de persoon is die zou moeten worden beroofd en/of
-een geldelijke beloning aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] in het vooruitzicht te stellen;
Meer subsidiair – uitlokking poging zware mishandeling
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 oktober 2020 te ’s-Gravenhage althans te Zoetermeer althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
- hen/hem een of meerdere malen met een hamer, en/of een mes, althans een voorwerp, op het hoofd, althans lichaam, te slaan, en/of
- hen/hem met een mes te steken, en/of
- hen/hem een mes te tonen, en/of
- hen/hem bij de keel te pakken, en/of
- aan hen/hem te trekken en/of te één of meerdere malen op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of één of meerdere malen te schoppen en/of te trappen in de buik en/of lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 22 oktober 2020 te Zoetermeer en/of Delft, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld,
bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, te weten door:
- een oproep op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of ieder/een ander te doen om geweld tegen [slachtoffer 1] en/of iemand te plegen (welke oproep luidt “wie wil iemand voor een groot bedrag zwaar mishandelen of neersteken”), en/of
- contact gehad en afgesproken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] dit voor hem te doen, en/of
- een foto van [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] gestuurd om duidelijk te maken tegen wie geweld moet worden gepleegd, en/of
- een geldelijke beloning aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] in het vooruitzicht te stellen, waarbij aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] ook een geldelijke beloning van 200 euro is betaald nadat het geweld heeft plaatsgevonden;
Nog meer subsidiair – uitlokking mishandeling
R. [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 oktober 2020 te ’s-Gravenhage althans te Zoetermeer althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , hebben mishandeld door:
- hen/hem een of meerdere malen met een hamer, en/of een mes, althans een voorwerp, op het hoofd, althans lichaam, te slaan, en/of aan
- hen/hem met een mes te steken, en/of
- hen/hem een mes te tonen, en/of
- hen/hem bij de keel te pakken, en/of
- aan hen/hem te trekken en/of te één of meerdere malen op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of één of meerdere malen te schoppen en/of te trappen in de buik en/of lichaam,
welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 22 oktober 2020 te Zoetermeer en/of Delft, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- een oproep op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of ieder/een ander te doen om geweld tegen [slachtoffer 1] en/of iemand te plegen (welke oproep luidt “wie wil iemand voor een groot bedrag zwaar mishandelen of neersteken”, en/of
- contact gehad en afgesproken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] dit voor hem te doen, en/of
- een foto van [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] gestuurd om duidelijk te maken tegen wie geweld moet worden gepleegd, en/of
- een geldelijke beloning aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] in het vooruitzicht te stellen, waarbij aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] ook een geldelijke beloning van 200 euro is betaald nadat het geweld heeft plaatsgevonden.
Bijlage II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020318960, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer - Leidschendam / Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 530).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
8 december 2022, voor zover inhoudende:
Ik blijf bij mijn verklaring zoals afgelegd bij de politie op 23 en 24 november 2020.
2. Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , opgemaakt op 23 november 2020, voor zover inhoudende (p. 315):
A: Ik heb die opdracht aan [medeverdachte 1] gegeven.
V: Wat zou hij er voor krijgen?
A: Ik heb gezegd dat hij 100 euro zou krijgen.
3. Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , opgemaakt op 24 november 2020, voor zover inhoudende (p. 324-326):
Ik heb via Snapchat een verhaal gedeeld. Ik heb in mijn verhaal gezet wie kent er iemand om iemand te mishandelen, kidnappen. [medeverdachte 1] reageerde op dat verhaal dat hij het wilde doen, omdat het zijn werk was. Ik heb tegen hem gezegd: hij heeft mooie spullen, telefoon en scooter. Wat je ermee doet moet je zelf weten.
4. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , opgemaakt op 23 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 112-113):
Op 22 oktober 2020 bevond ik mij, samen met [slachtoffer 1] , bij [locatie] (de rechtbank begrijpt: in Zoetermeer). Wij werden toen van achter gegrepen. Direct daarna zag ik dat [slachtoffer 1] geslagen werd. Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap kreeg met een houten hamer. Ik zag dat de jongen met de hamer op [slachtoffer 1] zijn hoofd sloeg. Even later pakte hij een mes. De langste slanke jongen pakte de scooter sleutel. [slachtoffer 1] werd ook een aantal keren geslagen.
5. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , opgemaakt op
23 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 122-124):
Van mij zijn de volgende goederen weggenomen:
- Apple Iphone type 11 Pro max;
- een scooter;
- een muts van Louis Vuitton;
- een pet van het merk Banlieu;
- twee petjes van NewYork Yankees;
- mijn pinpas, het verzekeringspasje, kentekenbewijs;
- mijn identiteitsbewijs;
- de garagesleutel.
Op donderdag 22 oktober 2020 was ik samen met [slachtoffer 2] . Had ik contact met een meisje genaamd [medeverdachte 2] . Zij wilde bij de polder afspreken. Hierop heb ik gevraagd of [slachtoffer 2] mee mocht, dat mocht wel nadat ik een foto van hem had gestuurd. Zij heeft ons toen naar de ‘polder’ gebracht. [medeverdachte 2] ging na een paar minuten bellen voor peuken. Binnen drie minuten na dit telefoongesprek stonden er twee jongens bij het bankje. De ene jongen had een mes in zijn handen en kwam naast mij zitten. Hij schreeuwde dat hij al mijn spullen uit mijn zakken wilde hebben. De jongen zag dat en hij pakte mijn telefoon meteen op en deed hem in zijn jas. Ik hoorde dat hij zei dat ik mijn jas moest uitdoen. De andere jongen kwam achter me staan en gaf mij een klap op mijn achterhoofd. Hierna schopte de jongen met het mes me. Hij probeerde met kracht een harde trap in mijn buik te trappen. Ik wist deze trap te blokkeren met mijn arm. De jongen met het mes zag ik voor me staan, daarom weet ik dat die ander de klap heeft gegeven. Ze zijn hierna weggereden op de scooter.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 205-206):
Door [naam] , moeder van het [slachtoffer 1] , werd een Snapchat gesprek opgenomen tussen haar en de [medeverdachte 1] . Dit gesprek vond plats op 25 oktober 2020. Het gesprek is hieronder weergegeven.
Mannenstem = [medeverdachte 1]
: [verdachte] durft niet zelf zijn dingetjes op te lossen en hij durft niet zelf de problemen aan te gaan of zeg maar te lijf te gaan, en dan connect die andere mensen. Hij had mij geconnect, hij zei joh! Kan je dit of dit voor mij doen? Tevens, deze jongen stuurt een foto. Ik zeg tegen hem: weetje ja, Maare, hoe moetje dat fixen dan? Daarna zei die van: Ja [medeverdachte 2] kent hem, dit dat.
7. Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , opgemaakt op 21 december 2020, voor zover inhoudende (p. 455):
[verdachte] had een snapchat op zijn prove verhaal gezet. [verdachte] vroeg wie wil er iets voor mij doen en wil ervoor betaald krijgen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat ik iemand in elkaar moest slaan, omdat een jongen iets met zijn zusje had gedaan.
Hoeveel geld zou je van [verdachte] krijgen?
200 euro. Dat geld zou ik de dag na de straatroof krijgen.