ECLI:NL:RBDHA:2022:14461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
09-019922-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in jeugdstrafzaak wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze jeugdstrafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De zaak betreft een strafbaar feit dat zou zijn gepleegd op 12 augustus 2016, toen de verdachte 15 jaar oud was. De zaak werd in april 2017 door de kinderrechter verwezen naar de meervoudige kamer. De officier van justitie heeft echter geen redelijke uitleg gegeven voor het aanzienlijke tijdsverloop in deze zaak, en de verdediging heeft geen aandeel gehad in deze vertraging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen slachtoffers als benadeelde partij zijn gevoegd en dat het goed gaat met de verdachte, die inmiddels een werk-leertraject wil starten en diverse therapieën heeft gevolgd.

De rechtbank heeft in haar oordeel de belangen van de slachtoffers en de samenleving afgewogen tegen de belangen van de verdachte. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn en het gebrek aan een redelijke uitleg van het Openbaar Ministerie, heeft de rechtbank besloten dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van kinderrechters en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/019922-17
Datum uitspraak: 22 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 22 december 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R. Knobbout en de raadsman van de verdachte is mr. J-F. Grégoire. De verdachte is, na nader bericht daarvan voorafgaand aan de zitting, niet op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Rijnsburg (gemeente Katwijk), op of aan de openbare weg, [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het duwen van en/of trekken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en/of
- het slaan tegen het hoofd van [slachtoffer 2] en/of
- het slaan met een glazen voorwerp (een glas of een fles) in de richting en/of tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een snijwond/snee op zijn hoofd ter hoogte van zijn slaap voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Rijnsburg, gemeente Katwijk,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijdwond/snee in zijn gezicht/op zijn hoofd ter hoogte van zijn slaap met een blijvend litteken ten gevolge, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een glazen voorwerp (te weten een glas of een fles) in het gezicht te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Rijnsburg, gemeente Katwijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
door [slachtoffer 1] met een glazen voorwerp (een glas of een fles) in het gezicht te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte, gelet op het tijdsverloop dat zich in deze zaak heeft voorgedaan. De verdediging heeft zich gerefereerd aan deze vordering.
3.1
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Er is een dusdanige overschrijding van de redelijke termijn dat het Openbaar Ministerie zijn recht op vervolging heeft verloren.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een overschrijding van de redelijke termijn in de regel tot strafvermindering leidt en niet tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de volgende belangen en omstandigheden bij haar afweging betrokken.
De rechtbank heeft enerzijds oog voor de belangen van de slachtoffers en de samenleving bij een effectieve vervolging, berechting en bestraffing van (ernstige) strafbare feiten en de mogelijkheid voor de in het strafproces gevoegde benadeelde partijen om eventueel geleden schade als gevolg van het strafbare feit te verhalen op verdachte. Anderzijds heeft de verdachte er belang bij niet langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging te moeten leven. De officier van justitie heeft ter zitting geen redelijke uitleg gegeven voor het forse tijdsverloop. Bovendien heeft de verdediging geen enkel aandeel gehad in de vertraging van het procesverloop maar daarentegen enkele malen de officier van justitie op de ouderdom van de zaak geattendeerd. De zaak had dan ook veel eerder inhoudelijk kunnen en moeten worden behandeld. Daarnaast hebben zich in deze zaak geen slachtoffers als benadeelde partij gevoegd. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte, sinds de verdenking van onderhavig feit, diverse malen is veroordeeld voor strafbare feiten. Echter, uit een door de raadsman op 20 december 2022 verzonden e-mailbericht volgt dat het in meerdere opzichten goed gaat met de verdachte. Hij werkt 36 uur per week op basis van een uitzendovereenkomst, hij wil na de zomervakantie starten met een driejarig werk-leertraject, hij heeft diverse therapieën gevolgd en hij woont in [plaats] waar hij wordt begeleid door Stichting [naam] . Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het disproportioneel en daarmee onaanvaardbaar dat de verdachte verder wordt vervolgd voor een strafbaar feit dat hij op 12 augustus 2016 zou hebben gepleegd en waarbij de zaak op de terechtzitting van de politierechter van 13 april 2017 is verwezen naar de meervoudige kamer. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de (verdere) vervolging van de verdachte.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. C.M.A. de Koning, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.M. Bertrand, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
22 december 2022.
Mr. C.M.A. de Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.