ECLI:NL:RBDHA:2022:14454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB 21/7498 en 21/7499
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door een Ugandese verzoekster, die in een procedure tegen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) betrokken was. De verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van het COa, maar dit besluit werd vlak voor de zitting ingetrokken. Hierdoor trok de verzoekster haar beroep en verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg zij wel om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien het bestuursorgaan tegemoet was gekomen aan de verzoekster door het intrekken van het bestreden besluit, kon de rechtbank de verzoekster in haar proceskosten vergoeden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 2.277,-, gebaseerd op de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand.

De rechtbank oordeelde dat het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening geen samenhangende zaken waren, omdat ze verschillende doelen dienden. De verzoekster had recht op vergoeding van de proceskosten voor zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening. De rechtbank veroordeelde het COa tot betaling van de proceskosten aan de verzoekster, die door haar gemachtigde waren gemaakt voor het verschijnen ter zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/7498 en 21/7499
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1987, met de Ugandese nationaliteit, V-nummer: [V-nummer] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. A. Tardjopawiro)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.

Overwegingen

1. Op 7 april 2022 stond het onderzoek ter zitting gepland. Vlak voor de zitting heeft verweerder het besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) ingetrokken en aangeboden om de door verzoekster gemaakte proceskosten te vergoeden. Naar aanleiding daarvan heeft verzoekster het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en daarbij verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kunnen de rechtbank en de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Omdat verweerder een nieuw besluit gaat nemen, is verweerder tegemoetgekomen aan de beroepsgronden van verzoekster. Het verzoek wordt daarom toegewezen en de rechtbank en de voorzieningenrechter veroordelen verweerder in de proceskosten van verzoekster. Het Bpb bepaalt welke kosten er vergoed moeten worden.
4. De rechtbank en de voorzieningenrechter stellen de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Bpb vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Naar het oordeel van de rechtbank en de voorzieningenrechter zijn een beroep en een verzoek om voorlopige voorziening geen samenhangende zaken, omdat er sprake is van verschillende procedures met verschillende doelen. Met het beroep beoogde verzoekster vernietiging van het bestreden besluit en met de voorlopige voorziening opschorting van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit zodat zij de behandeling van het beroep kon afwachten. Dit betekent dat verzoekster voor zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening recht heeft op vergoeding van de proceskosten.
6. Omdat verweerder het bestreden besluit vlak voor de zitting heeft ingetrokken en de gemachtigde van verzoekster zich al op de rechtbank bevond, komt verzoekster ook in aanmerking voor de proceskosten die zijn gemaakt door haar gemachtigde voor het verschijnen ter zitting.

Beslissing

De rechtbank/voorzieningenrechter veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.277,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van Z.E.M. van der Maas, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022.
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.