ECLI:NL:RBDHA:2022:14438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Marokko
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had op 1 juli 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 14 juli 2022 werd opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de motivering voor het zicht op uitzetting naar Marokko onvoldoende was. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat er op dat moment geen zicht op uitzetting naar Marokko was. De rechtbank oordeelt dat de standaardmotivering die door verweerder is gegeven niet voldeed aan de vereisten van de Terugkeerrichtlijn en dat verweerder had moeten motiveren waarom er in dit specifieke geval toch zicht op uitzetting zou zijn. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.490,- aan eiser, alsook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juli 2022 en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.