ECLI:NL:RBDHA:2022:14434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
NL21.19981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden op basis van artikel 8 EVRM

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit meerdere gezinsleden van referent, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 13 april 2021, en het bezwaar daartegen werd op 25 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat referent niet kan worden aangemerkt als jongvolwassene, omdat hij sinds juli 2019 zelfstandig in het buitenland woont en gehuwd is. De rechtbank concludeert dat de gezinsband tussen referent en eisers is verbroken, en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank heeft ook overwogen dat verweerder op goede gronden heeft besloten om van het horen af te zien, omdat de argumenten in het bezwaarschrift niet konden leiden tot een ander besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om vrijstelling van griffierechten toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19981

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1969, V-nummer: [V-nummer 1] ,

[eiser 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 1976, V-nummer: [V-nummer 2] ,
[eiseres] ,geboren op [geboortedatum 3] 2002, V-nummer: [V-nummer 3] ,
[eiser 3] ,geboren op [geboortedatum 4] 2006, V-nummer: [V-nummer 4] ,
[eiser 4] ,geboren op [geboortedatum 5] 2009, V-nummer: [V-nummer 5] ,
[eiser 5] ,geboren op [geboortedatum 6] 2016, V-nummer: [V-nummer 6] .
hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. H.M.A. Breuls),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

In het besluit van 13 april 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als
familie- of gezinslid bij [A] , (referent) afgewezen.
In het besluit van 25 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers zijn, met kennisgeving, niet verschenen. De gemachtigde van verweerder is verschenen, maar heeft (met verwijzing naar het verweerschrift) geen nader standpunt ingenomen.

Overwegingen

Vrijstelling griffierechten
Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet, mede op basis van de verstrekte gegevens, aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
Inleiding
Eisers hebben de Jemenitische nationaliteit en zijn de gezinsleden van referent. Zij wensen bij referent in Nederland te verblijven op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
Wat heeft verweerder geoordeeld?
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat referent niet is aan te merken als jongvolwassene. Referent heeft namelijk in Hongarije gestudeerd en woont niet meer in gezinsverband met zijn ouders. Ook stelt verweerder dat referent niet meer behoort tot het gezin van zijn ouders omdat hij is gehuwd. Verweerder overweegt verder dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en zijn ouders en zijn meerderjarige zus [eiseres] . Referent heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat eisers zich niet staande kunnen houden zonder hem of dat zij zodanig financieel of emotioneel afhankelijk zijn dat zij niet zonder de aanwezigheid van referent kunnen functioneren. Ten aanzien van de hechte persoonlijke banden tussen referent en zijn minderjarige broertjes en zusje overweegt verweerder dat hier ook geen sprake van is.
Wat voeren eisers aan?
Eisers voeren aan dat referent wel degelijk moet worden aangemerkt als jongvolwassene. De gezinsband is namelijk niet verbroken door de studie van referent in Hongarije. Het vertrek van referent om te studeren was niet vrijwillig maar gedwongen gelet op de algemene veiligheidssituatie in Jemen. Ook stellen eisers dat referent niet in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Verweerder miskent dat referent niet heeft gewerkt. Verder menen eisers dat verweerder ten onrechte stelt dat referent met zijn huwelijk stappen naar zelfstandigheid heeft gezet. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de aard, duur en intensiteit van de relatie van referent. Referent en zijn echtgenote zijn namelijk nog jong, hebben altijd bij eisers ingewoond en zijn nog maar kort gehuwd. Ook voeren eisers aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van horen.
Is referent aan te merken als jongvolwassene?
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 4 april 2019 [1] is voor de vaststelling van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen een ouder en een meerderjarig kind vereist dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties). Op grond van paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) neemt verweerder familie- en gezinsleven ook aan, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, als het meerderjarige kind jongvolwassen is, altijd feitelijk heeft behoord tot het gezin van de ouder en nog geen eigen gezin heeft gesticht door het aangaan van een huwelijk of relatie. [2]
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van de individuele omstandigheden heeft mogen concluderen dat de gezinsband tussen referent en eisers is verbroken door zijn studie en verblijf in het buitenland. Referent heeft immers al sinds juli 2019 in Egypte en Hongarije zelfstandig gewoond en zich zelfstandig kunnen handhaven. De keuze om zelfstandig te wonen is een contra-indicatie voor het aannemen van de feitelijke gezinsband, ook als referent in een studentenhuis heeft gewoond. Dit is op grond van het beleid van verweerder in beginsel voldoende om te concluderen dat de gezinsband is verbroken, tenzij dit zelfstandig wonen het gevolg is van een gedwongen keuze. [3] Van dit laatste is geen sprake. Referent heeft namelijk verklaard dat het verkrijgen van zijn studiebeurs van de overheid in Jemen een reden was om Jemen te verlaten. Dat referent deze keuze mede heeft genomen vanwege de algemene situatie in Jemen, maakt niet dat het te vergelijken is met een gedwongen vertrek als in een vluchtsituatie.
8. Daarnaast is relevant dat referent al in maart 2019 is gehuwd en dat referent heeft gesteld dat hij voordien al drie jaar een relatie had met zijn echtgenote. Er is in aard en duur van de relatie dan geen reden om geen aparte gezinsband tussen referent en zijn echtgenote aan te nemen. Daar komt bij dat de echtgenote hem inmiddels is nagereisd op grond van de door referent gedane aanvraag. De door verweerder vastgestelde (stappen naar) zelfstandigheid zijn daarmee verder verwezenlijkt. Ook in het huwelijk mocht verweerder een reden zien om vast te stellen dat referent niet meer behoort tot de feitelijke gezinsband van eisers. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de stelling dat referent nooit heeft gewerkt, niet tot een ander oordeel leidt. Referent heeft zich immers sinds 2019 zelfstandig staande kunnen houden.
9. Gezien het vorenstaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid en dat de gezinsband van eisers met referent is verbroken.
10. Voor zover eisers hebben bedoeld ook beroep in te stellen tegen de oordelen over de afhankelijkheidsrelatie tussen referent, zijn ouders en meerderjarige zus en over de hechte persoonlijke banden tussen referent en zijn minderjarige broertjes en zusje, overweegt de rechtbank als volgt. Eisers hebben, behalve wat betreft de nadrukkelijke argumenten over het minderjarigenbeleid, alleen verwezen naar het bezwaarschrift. Verweerder heeft echter alle bezwaren in het bestreden besluit behandeld. Nu tegen de desbetreffende conclusies geen nadere argumenten zijn ingebracht, ziet de rechtbank geen grondslag om deze conclusies te beoordelen.
Heeft verweerder de hoorplicht geschonden?
11. Ten aanzien van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat verweerder van het horen heeft mogen afzien. Uit artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag verweerder alleen van het horen afzien als uit het bezwaarschrift aanstonds duidelijk is dat de argumenten die eisers in bezwaar hebben aangevoerd niet kunnen leiden tot een ander besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan en mocht verweerder van het horen afzien.

Conclusie

12. Gelet op het bovenstaande leidt het beroep niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld het arrest Onur tegen het Verenigd Koninkrijk van 17 februari 2009, (nr. 27319/07)
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS de uitspraak van 23 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2863)