ECLI:NL:RBDHA:2022:14402
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling van asielaanvraag wegens onvoldoende invulling en nationaliteitskwestie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, geboren in 1958, had op 23 juni 2022 een opvolgende aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was dat eiser het aanvraagformulier enkel had ondertekend zonder verdere invulling. Eiser was het niet eens met deze beslissing, omdat op het besluit stond vermeld dat hij de Oekraïense nationaliteit had, wat volgens hem betekende dat zijn aanvraag in behandeling moest worden genomen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Staatssecretaris niet hoefde uit te gaan van de Oekraïense nationaliteit van eiser. De rechtbank oordeelde dat de vermelding van de Oekraïense nationaliteit op het besluit een kennelijke verschrijving was, aangezien uit de stukken bleek dat eiser staatloos was. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en had toen ook gesteld dat hij staatloos was. De rechtbank vond dat eiser niet had aangetoond dat hij Oekraïens was, en concludeerde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal - van der Veen. Het proces-verbaal van deze uitspraak werd bekendgemaakt op 3 augustus 2022, en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.