ECLI:NL:RBDHA:2022:14330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
NL22.11136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse biseksuele man met problemen door werk in discotheek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse man die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. Eiser, die biseksueel is, had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak van 24 juli 2017 het beroep tegen die afwijzing ongegrond verklaard, en deze uitspraak was door de ABRvS bevestigd. In het bestreden besluit van 13 juni 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de nieuwe aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 juni 2022 heeft eiser zijn asielrelaas toegelicht, waarin hij zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij ondervond door zijn werk in een discotheek naar voren bracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gehoormedewerker tijdens het gehoor voldoende gelegenheid heeft gegeven aan eiser om zijn gevoelens en ervaringen te delen. Eiser heeft echter niet overtuigend kunnen verklaren over zijn seksuele gerichtheid, wat de rechtbank als oppervlakkig heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de achtergrond van eiser, maar dat de verklaringen over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig zijn.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de aanleiding van de problemen die hij heeft ervaren, en dat deze tegenstrijdigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel is afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11136
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Procesverloop

Eiser heeft eerder een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag is door verweerder afgewezen. Het beroep tegen dat besluit heeft de rechtbank in zijn uitspraak van 24 juli 20171 ongegrond verklaard en de ABRvS heeft deze uitspraak van de rechtbank op 22 augustus 2017 bevestigd.2
Bij besluit van 13 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.11137, op 29 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Eiser heeft het volgende aan zijn opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is biseksueel. Toen eiser veertien jaar was, had hij zijn eerste seksuele contact met een
1. AWB 16/16496.
2 201706146/ 1/ V2 en 201706146/2/ V2.
man. Hij realiseerde zich toen dat hij op mannen viel. Later kwam eiser erachter dat hij zowel interesse voor mannen als vrouwen heeft. Eiser heeft tegen zijn wil seksueel contact gehad met verschillende mensen. Verder heeft eiser problemen gehad met zijn familie naar aanleiding van zijn werk in een nachtclub. De problemen ontstonden toen iemand eiser daar naar binnen zag lopen. Zijn neven werden toen ingelicht, waarna beschietingen in de nachtclub hebben plaatsgevonden.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De seksuele geaardheid van betrokkene;
3. De gestelde problemen vanwege het werken bij een discotheek.
Verweerder acht de verklaringen van eiser over relevant element 1 geloofwaardig. De verklaringen van eiser over de relevante elementen 2 en 3 worden door verweerder ongeloofwaardig geacht. Deze geloofwaardig geachte relevante elementen zijn niet te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Verder vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade.
De zienswijze wordt als herhaald en ingelast beschouwd
4. In het beroepschrift heeft eiser verzocht om wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij heeft daarbij niet vermeld in welk opzicht, in zijn visie, de reactie van verweerder in het bestreden besluit ontoereikend was. Zo'n algemene verwijzing is onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op moet ingaan. Pas op de zitting heeft eiser deze algemene verwijzing gespecificeerd. Hij heeft daartoe gewezen op dat hij tijdens het gehoor onvoldoende de gelegenheid heeft gekregen om uitvoeriger te verklaren, omdat hij tijdens het gehoor steeds is onderbroken, en dat hij wel over voldoende lhbt-kennis beschikt. Verweerder heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat eiser hiermee feitelijk nieuwe beroepsgronden aanvoert maar heeft ook ter zitting medegedeeld dat de gehoormedewerker heeft geprobeerd om eiser nader te laten verklaren. De rechtbank stelt vast dat verweerder in staat is geweest om te reageren en zal deze beroepsgrond dan ook in de beoordeling betrekken.
5. De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van gehoor van 7 juni 2022 blijkt dat de gehoormedewerker meerdere keren heeft benadrukt dat hij het wil hebben over eisers asielreden namelijk zijn seksuele geaardheid en hoe dat voor hem was in Irak (p. 5). Ook merkt de gehoormedewerker op dat hij het alleen heeft over eisers gevoelens en niet over de daad zelf. De gehoormedewerker vraagt onder meer of eiser ook andere dan seksuele gevoelens had voor een man (p. 11). De rechtbank oordeelt dat de gehoormedewerker eiser niet heeft onderbroken maar meerdere keren en op verschillende wijzen in de gelegenheid stelt om in het kader van zijn asielreden uitvoerig(er) over zijn gevoelens te verklaren. De beroepsgrond slaagt niet..
De seksuele gerichtheid
6. Eiser voert in de eerste plaats aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eiser als persoon en zijn achtergrond. Op de zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij niet uit een fijne en veilige omgeving komt, dat hij een moeilijke jeugd heeft gehad, dat hij meerdere keren is verkracht en dat hij het toen fijn is gaan vinden. Eiser is van mening dat zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid tegen die achtergrond bezien ten onrechte als oppervlakkig door verweerder zijn aangemerkt. Gelet op zijn achtergrond en de omstandigheden waarin hij verkeerde, is het volgens eiser niet terecht dat verweerder aan hem heeft tegenworpen dat hij onvoldoende over zijn gevoelens heeft verklaard omdat hij wordt gedreven door zijn seksuele lusten en daarom vooral daarover heeft verklaard.
7. Verweerder beoordeelt de gestelde seksuele geaardheid van eiser aan de hand van de Werkinstructie 2019/17. De beoordeling vindt plaats aan de hand van vaste thema’s (privéleven, huidige en voorgaande relaties, contacten met homoseksuelen in het land van herkomst en in Nederland, kennis van de Nederlandse situatie, discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst). In het bestreden besluit staat verder dat daarbij het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe de ervaringen van de vreemdeling in het algemene beeld passen.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder de achtergrond van eiser voldoende heeft betrokken in zijn besluitvorming. Zo heeft verweerder rekenschap gegeven van het feit dat eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit en biseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Ook heeft verweerder er rekening mee gehouden dat eiser ten tijde van het gehoor 38 jaar oud was en dat hij heeft verklaard dat hij sinds zijn eerste seksuele contact op zijn 14e weet dat hij op mannen valt. Daarnaast heeft verweerder betrokken dat eiser sinds 2015 in Nederland verblijft, dat hij inmiddels meerdere relaties heeft gehad en dat hij zelf onderzoek heeft gedaan naar zijn geaardheid. Tegen die achtergrond heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij meer diepgaand over zijn gevoelens en persoonlijke betekenis kan verklaren dan dat hij tijdens het gehoor heeft gedaan.
9. De rechtbank volgt verweerder verder in zijn standpunt dat wat eiser verklaard heeft over zijn seksuele gerichtheid oppervlakkig is. Eiser heeft alleen verklaard over zijn seksuele gevoelens. Eiser heeft meermaals aangegeven dat het hem ging om seksuele redenen, dat hij lust had en zijn voorkeur voor anale seks. Ook wanneer eiser verklaart over liefdesgevoelens staat seks centraal. Dat eiser ontwijkend heeft verklaard over de inhoud van het gesprek in Turkije, waarin hij openlijk in een besloten kring over zijn seksuele geaardheid heeft gesproken, en dat hij zich het niet precies kan herinneren, doet ook afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft geen inzicht verschaft in hoe hij zijn seksuele gerichtheid heeft beleefd. Eiser is blijven steken in verklaringen die louter seksueel van aard zijn. Op belangrijke punten is eiser tekortgeschoten om zijn verklaringen persoonlijk en diepgaand te maken. Verweerder heeft daarom mogen concluderen dat de gestelde biseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is.
De gestelde problemen vanwege het werken bij een discotheek
10. Eiser voert in de tweede plaats aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de aanleiding van de gestelde problemen. Eiser stelt dat er sprake is van een tijdsverloop van zeven jaar, dat hij dit detail daardoor is vergeten en dat verweerder hier ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden. Bovendien zijn de verklaringen volgens eiser niet tegenstrijdig omdat de context hetzelfde blijft, namelijk dat hij verraden is door iemand die hem in de discotheek heeft gezien waardoor hij in de problemen is geraakt. Volgens eiser heeft verweerder ook ten onrechte aan hem tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment van de aanval in de discotheek. Ook hier had verweerder bij moeten betrekken dat er sprake is van een tijdsverloop van zeven jaar waardoor eiser hier niet meer scherp over heeft kunnen verklaren.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de aanleiding van de gestelde problemen. Zo heeft eiser in de vorige procedure verklaard dat hij de gestelde problemen kreeg naar aanleiding van het feit dat iemand hem binnen de discotheek zag werken en een foto maakte. In de huidige procedure heeft eiser verklaard dat hij de gestelde problemen kreeg omdat die persoon hem enkel naar binnen zag gaan en dit feit aan anderen heeft verteld. Verweerder heeft deze verklaringen als tegenstrijdig mogen aanmerken en hieraan de conclusie mogen verbinden dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Dat er sprake is van een tijdsverloop, betekent niet dat verweerder dit niet aan eiser heeft mogen tegenwerpen. Daarnaast volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment van de aanval. Uit het nader gehoor in de vorige procedure blijkt dat eiser heeft verklaard dat de aanval heeft plaatsgevonden op dezelfde dag dat hij werd gebeld, terwijl eiser in de huidige procedure heeft verklaard dat de aanval een dag nadat hij werd gebeld heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder op de zitting dat het niet geloofwaardig is dat eiser dit enkel door het tijdsverloop niet goed kan herinneren omdat dit een belangrijke gebeurtenis voor eiser is geweest waarvoor hij zijn land heeft moeten verlaten en waardoor hij in een ander land asiel heeft moeten vragen.
12. Eiser voert verder aan dat verweerder niet aan hem heeft mogen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over tot welke stam hij behoort. Door het tijdsverloop is eiser zich dit anders gaan herinneren en dit kan hem niet worden verweten.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser ingediende vogelvrijverklaring een tegenstrijdigheid bevat met de verklaring die eiser tijdens de vorige procedure heeft afgelegd. In de vogelvrijverklaring worden de stammen Faisal en de stam Al Dulaim genoemd als zijnde de stam van eiser, terwijl eiser tijdens de vorige procedure heeft verklaard dat hij tot de stam Al Khaiqaan behoort. Ook hier geldt, zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, dat het niet geloofwaardig is dat eiser door het enkele tijdsverloop het zich niet meer kan herinneren.
Conclusie
14. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.