ECLI:NL:RBDHA:2022:14293
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake de bewaring van een hond na bijtincident
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens hond, aangeduid als [naam 3], in bewaring was gesteld door de burgemeester van Leiderdorp. Dit besluit volgde op een bijtincident dat op 1 september 2022 had plaatsgevonden, waarbij de hond van verzoeker een wandelaar had gebeten. De burgemeester besloot de hond in bewaring te stellen en deze te onderwerpen aan een gedragstest. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door meerdere gemachtigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende redenen waren voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen, gezien de ernst van het gedrag van de hond en de eerdere meldingen van agressief gedrag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de termijn tussen het bijtincident en het primaire besluit niet als ontoelaatbaar lang kon worden beschouwd, mede door de noodzaak van het opstellen van een bestuurlijke rapportage.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen kans van slagen voor het bezwaar van verzoeker zag. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen hoger beroep mogelijk geacht tegen deze beslissing, conform de relevante artikelen van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.