ECLI:NL:RBDHA:2022:14293

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
22_6580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de bewaring van een hond na bijtincident

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens hond, aangeduid als [naam 3], in bewaring was gesteld door de burgemeester van Leiderdorp. Dit besluit volgde op een bijtincident dat op 1 september 2022 had plaatsgevonden, waarbij de hond van verzoeker een wandelaar had gebeten. De burgemeester besloot de hond in bewaring te stellen en deze te onderwerpen aan een gedragstest. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door meerdere gemachtigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende redenen waren voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen, gezien de ernst van het gedrag van de hond en de eerdere meldingen van agressief gedrag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de termijn tussen het bijtincident en het primaire besluit niet als ontoelaatbaar lang kon worden beschouwd, mede door de noodzaak van het opstellen van een bestuurlijke rapportage.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen kans van slagen voor het bezwaar van verzoeker zag. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen hoger beroep mogelijk geacht tegen deze beslissing, conform de relevante artikelen van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6580
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en

De Burgemeester van Leiderdorp, verweerder

(gemachtigden: R. Blokker, D. Bogers en D. Hulsegge).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de hond van verzoeker ([naam 3]) in bewaring te stellen om deze verplicht te onderwerpen aan een gedragstest. [1]
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 7 november 2022 op zitting behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Op 1 september 2022 heeft een bijtincident plaatsgevonden waarvan het slachtoffer een dag later melding heeft gedaan bij de politie. Op 5 september 2022 is van het incident aangifte gedaan. Daarbij heeft de melder verklaard dat een hond op hem kwam afgerend tijdens zijn wandeling. De man die de hond vasthad kwam ten val en liet de hondenriem los. De man riep een aantal keer zijn hond ‘[naam 1]’ of ‘[naam 2]’ terug. De hond heeft de melder meermaals in zijn arm gebeten waarna de melder medische behandeling nodig had. De melder heeft de politie een signalement gegeven van de eigenaar en hond.
Een politiemedewerker, taakaccenthouder Dieren binnen criminaliteit, sloeg aan op dit signalement en heeft aangegeven dat dit verzoeker en zijn hond [naam 3] betrof. Deze politiemedewerker heeft verzoeker op 4 september 2022 nog gesproken, waarbij [naam 3] agressief gedrag vertoonde. Op basis van het incident is op 15 september 2022 een bestuurlijke rapportage opgemaakt en deze is op dezelfde dag door verweerder ontvangen. Vanwege eerdere overtredingen, betrokkenheid bij twee ernstige bijtincidenten en de kans op herhaling heeft verweerder besloten om [naam 3] in bewaring te stellen en hem verplicht te onderwerpen aan een gedragstest.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3. Volgens de voorzieningenrechter bestaat er, anders dan verzoeker stelt, geen twijfel dat [naam 3] betrokken was bij het bijtincident. Dit oordeel vindt onder meer ondersteuning in de reeks van 25 aan het bijtincident voorafgaande meldingen, zoals opgesomd in de bestuurlijke rapportage van 15 september 2022 in samenhang met de aanvullende bestuurlijke rapportage van 1 november 2022.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door [naam 3] vertoonde gedrag zo ernstig was dat verweerder bevoegd was om bestuursdwang toe te passen. Hoewel er een betrekkelijk lange tijd van achttien dagen tussen het incident en het primaire besluit heeft gezeten, is deze termijn hier niet ontoelaatbaar lang voor de toepassing van spoedbestuursdwang. Hierbij worden betrokken de vele incidenten en het agressieve karakter van [naam 3]. Verder wordt hierbij betrokken dat er tijd gemoeid was met het opmaken van de bestuurlijke rapportage en het feit dat er niet meer dan vier dagen zaten tussen het moment dat verweerder kennisnam van het bijtincident en het primaire besluit.
Bovendien heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat een begunstigingstermijn niet meer aangewezen was omdat de in het verleden opgelegde lasten niet tot het gewenste resultaat hebben geleid en verzoeker al meerdere keren de mogelijkheid heeft afgeslagen om mee te werken aan een beoordeling van het gedrag van [naam 3].
5. Op zitting heeft verweerder meegedeeld dat de gedragstest waarschijnlijk op 17 november 2022 zal plaatsvinden. Vanwege het moeilijke gedrag van [naam 3] was dit eerder niet mogelijk omdat de benodigde sociale bandvorming met de verzorgers niet tot stand kon komen. Besproken is dat verweerder verzoeker in het vervolg op de hoogte zal houden over de ontwikkelingen omtrent [naam 3].
Conclusie
6. De voorzieningenrechter ziet op dit moment niet in dat het bezwaar kans van slagen heeft. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet (Gmw) en artikel 5:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).