ECLI:NL:RBDHA:2022:14289
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- G.P. Kleijn
- B.D.A. Mantingh
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een bedrijfsparkeervergunning wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een bedrijfsparkeervergunning had aangevraagd. Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, gedateerd 11 november 2022, wees deze aanvraag af. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het feit dat de verzoeker als advocaat bij piketmeldingen binnen een korte tijdspanne van twee uur op het politiebureau aanwezig moet zijn, niet voldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen voor de gevraagde voorlopige voorziening. Ook het argument dat reizen met het openbaar vervoer voor grote vertraging zou zorgen, werd niet als voldoende overtuigend beschouwd. De verzoeker heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van deelvoertuigvoorzieningen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.