ECLI:NL:RBDHA:2022:14289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
22_7588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een bedrijfsparkeervergunning wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een bedrijfsparkeervergunning had aangevraagd. Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, gedateerd 11 november 2022, wees deze aanvraag af. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het feit dat de verzoeker als advocaat bij piketmeldingen binnen een korte tijdspanne van twee uur op het politiebureau aanwezig moet zijn, niet voldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen voor de gevraagde voorlopige voorziening. Ook het argument dat reizen met het openbaar vervoer voor grote vertraging zou zorgen, werd niet als voldoende overtuigend beschouwd. De verzoeker heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van deelvoertuigvoorzieningen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7588
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] h.o.d.n. [h.o.d.n.], te [vestigingsplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. P. Celikkal),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D. van der Klaauw).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2022 (het primaire besluit) is de aanvraag van verzoeker voor een bedrijfsparkeervergunning afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te gelaten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Dat verzoekster als advocaat bij piketmeldingen binnen een korte tijdspanne (2 uur) op het desbetreffende politiebureau aanwezig dient te zijn is een onvoldoende spoedeisend belang voor de gevraagde voorlopige voorziening. Dat reizen met het openbaar vervoer voor grote vertraging zou zorgen doet hier niet aan af. Verzoekster kan eventueel aanvullend gebruik maken van deelvoertuigvoorzieningen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022 .
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.