ECLI:NL:RBDHA:2022:14249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
09/334598-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging zware mishandeling en verkrachting van een Poolse man, bedreiging van politieagenten

Op 29 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 11 december 2021 te Leiden samen met een medeverdachte een Poolse man heeft mishandeld, wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever meerdere keren heeft geslagen, gewurgd en met een mes in zijn been heeft gestoken. De verdachte heeft de aangever ook gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft hem desondanks veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en tbs met dwangverpleging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en het recidiverisico van de verdachte in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft geen berouw getoond en heeft eerder in het buitenland voor soortgelijke feiten gediend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/334598-21
Datum uitspraak: 29 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ),
op dit moment preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den
Rijn, locatie Eikenlaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.H. Zonneveld naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [ slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [ slachtoffer 1] vast te pakken en/of met zijn hoofd tegen de grond te drukken en/of
- die [ slachtoffer 1] meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
- die [ slachtoffer 1] meerdere malen te wurgen en/of
- die [ slachtoffer 1] door de woning te slepen en/of
- een mes tegen het gezicht/hoofd van die [ slachtoffer 1] te houden/drukken en/of
- die [ slachtoffer 1] met zijn gezicht tegen een muur te slaan en/of
- tegen die [ slachtoffer 1] te zeggen dat hij niet weg mocht en/of daarbij bij die [ slachtoffer 1] te blijven staan;
2
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [ slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [ slachtoffer 1] vast heeft gepakt en/of met zijn hoofd tegen de grond heeft gedrukt en/of
- die [ slachtoffer 1] meerdere malen (met kracht) heeft geslagen/gestompt in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
- die [ slachtoffer 1] met kracht heeft geslagen/gestompt waardoor die [ slachtoffer 1] met zijn gezicht tegen de muur werd geslagen en/of
- die [ slachtoffer 1] meerdere malen heeft gewurgd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [ slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [ slachtoffer 1]
- vast te pakken en/of met zijn hoofd tegen de grond te drukken en/of
- meerdere malen (met kracht) te slaan/stompen in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
- met kracht te slaan/stompen waardoor die [ slachtoffer 1] met zijn gezicht tegen de muur werd geslagen en/of
- meerdere malen te wurgen;
3
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [ slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het vastpakken van het hoofd van die [ slachtoffer 1] en/of het hoofd van die [ slachtoffer 1] duwen naar zijn penis en/of
- het doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [ slachtoffer 1] door hun overwicht in aantal en/of door het op dreigende/dwingende toon tegen hem te zeggen "Ik heb een zweep bij mij, moet ik je met deze riem een pak slaag geven" en daarbij met die riem een zwiepend geluid te maken en/of
- het met een riem/band slaan tegen, althans in de richting van, die [ slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [ slachtoffer 1] , te weten het plaatsen van een penis in de mond van die [ slachtoffer 1] ;
4
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden (op de openbare weg) [ slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [ slachtoffer 1] meerdere malen met kracht te slaan/stompen in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam;
5
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [ slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, éénmaal of meerdere malen (met kracht) met een mes/messen heeft gestoken in het been, althans het lichaam van die [ slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Leiden [slachtoffer 2] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- schoppende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 2] te maken en/of die [slachtoffer 2] strak aan te kijken en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn gezicht zal onthouden en/of die [slachtoffer 2] en zijn familie zou pakken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- in de nabijheid van die [verbalisant 2] te kuchen/hoesten en/of daarbij tegen die [verbalisant 2] te zeggen dat hij Covid-19 positief is en dat die [verbalisant 2] dat nu ook zou krijgen en/of dat hij die [verbalisant 2] ging besmetten en dat die [verbalisant 2] flink ziek zou worden en/of dat hij wel wist waar de familie van die [verbalisant 2] woont en dat die [verbalisant 2] maar moest wachten op wat er zou gaan gebeuren zodra hij weer vrijkwam en dat hij die [verbalisant 2] wel zou onthouden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde. De feiten 1 tot en met 3 heeft de verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] gepleegd en ten aanzien van feit 5 kan poging tot doodslag worden bewezen, aldus de officier van justitie.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en 5 ten laste gelegde.
Zij heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde kan worden bewezen, met partiële vrijspraak ten aanzien van het ‘wurgen’ en ‘het met zijn gezicht tegen de muur slaan van aangever’ wat betreft de feiten 1 en 2 subsidiair en het ‘dreigen met Covid-19 te besmetten’ wat betreft feit 6.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de raadsvrouw.
3.3.
Vrijspraak: feit 2 primair en feit 5 impliciet primair
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 primair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Niet met voldoende zekerheid is te zeggen met hoeveel kracht aangever [ slachtoffer 1] (hierna: aangever) met zijn gezicht tegen de muur is geslagen. Daarbij kan niet worden vastgesteld dat de aangever op dat specifieke moment een gebroken jukbeen heeft opgelopen. Aangever is immers kort daarna ook op straat door de verdachte mishandeld, waarbij aangever met kracht meermalen in zijn gezicht werd gestompt met gebalde vuist (zie hieronder feit 4).
De rechtbank zal de verdachte daarom hiervan vrijspreken.
De rechtbank is voorts met betrekking tot het onder 5 impliciet primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
De verdachte heeft aangever meermalen met een mes in het been gestoken. De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte daarbij vol opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever wilde laten lijden en hem letsel wilde toebrengen, maar dat hij aangever niet wilde doden. Daarom dient te worden beoordeeld of bij de verdachte wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood. Vereist is dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verdachte heeft verklaard dat hij gericht in het been heeft gestoken. Uit de letselbeschrijving blijkt dat aangever drie steekwonden van circa drie centimeter heeft opgelopen aan de buitenzijde van het bovenbeen, zonder schade aan zenuwen of vaten, met bloedverlies. De wonden zijn behandeld door deze open te laten en schoon te houden. De medische informatie over de diepte van de wonden ontbreekt. Uit de aanvullende letselbeschrijving blijkt dat snijden/steken met bijvoorbeeld een mes in een been een aanmerkelijk risico op het veroorzaken van ernstig letsel impliceert, in het uiterste geval kan de functie van het been geheel verloren gaan of moet amputatie plaatsvinden.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank – anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw – van oordeel dat niet is komen vast te staan dat in dit geval sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal de verdachte daarom van de onder feit 5 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag vrijspreken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
3.4.1.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank zal voor het onder 3 ten laste gelegde feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 33).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
15 december 2022;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [ slachtoffer 1] , opgemaakt op 15 december 2021 (p. 7-16);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 december 2021 (p. 17-26, in het bijzonder p. 19-21, filmpje 1, en p. 21-24, filmpje 2).
3.4.2.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 subsidiair, 4, 5 en 6
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de [nummer] en [nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 189).
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 subsidiair
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 december 2022, voor zover inhoudende:
Op 11 december 2021 te Leiden, toen [ slachtoffer 1] (hierna ook: aangever) naar zijn kamer boven ging ben ik achter hem aangegaan en heb ik hem in een soort nekklem gepakt. Toen we weer naar beneden gingen heb ik hem met de vlakke hand een klap in zijn gezicht gegeven. In de woonkamer heb ik hem met een banaan op zijn hoofd geslagen. U, voorzitter, zegt dat aangever heeft verklaard dat hij toen begon te bloeden. Dat klopt. De tweede keer toen hij weer naar boven ging heb ik herhaald wat ik de eerste keer had gedaan. Vervolgens zijn we naar beneden gegaan. Na een tijdje ging aangever weer naar boven. Ik ben weer achter hem aangegaan. Ik heb hem toen bedreigd met een mes, terwijl ik hem vasthield bij zijn nek. Dat duurde een tijdje. Daarna is aangever weggerend uit de woning. Ik ben achter hem aangegaan en heb hem op de brug vastgepakt en geslagen. Ik had hem verboden het huis te verlaten, ik had hem gezegd dat hij het huis niet mocht verlaten.
U, jongste rechter, houdt mij voor dat aangever heeft verklaard dat ik in het fietsenhok probeerde hem in een dekbedovertrek vast te binden, dat ik toen zijn hoofd tegen de muur heb gestoten en dat hij met zijn rechterkaak tegen de muur aankwam. U, jongste rechter, zegt dat in de hal beneden bij de fietsen bloedsporen zijn aangetroffen. U, jongste rechter, vraagt of het klopt dat ik aangever daar heb proberen vast te binden met een dekbedovertrek en zijn hoofd tegen de muur heb geslagen. Dat klopt, dat was onderaan de trap.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever van [ slachtoffer 1] , opgemaakt op 12 december 2021, voor zover inhoudende (p. 71-73):Ik doe aangifte van mishandeling en vrijheidsbeneming. Ik ben mishandeld door twee medebewoners. Op 11 december 2021 was ik in mijn woning aan de [adres] te Leiden. In de woonkamer ben ik geslagen door [verdachte] [
de rechtbank leest telkens: [verdachte]] met een banaan. Hierdoor begon ik te bloeden. Zij sloegen mij in mijn gezicht. Het duurde uren. Het heeft van 19:00 uur tot 21:00 uur geduurd. Ik kon niet weg. [verdachte] zei dat ik niet weg mocht en bleef bij mij staan en mij slaan. Hij sloeg mij met een vlakke hand in mijn gezicht. Elke keer opnieuw. [verdachte] heeft met zijn hand mijn keel dichtgeknepen. Terwijl hij dit deed, sloeg [medeverdachte] [
de rechtbank leest: [medeverdachte]] hard op mijn ribben. Dit deed hij met zijn vuist. Uiteindelijk zag ik kans om te vluchten. Ik ben naar buiten gerend.
De mishandelingen deden pijn.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [ slachtoffer 1] , opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende (p. 79-88):
O: In je eerdere verklaring vertel je dat je in de woning door [verdachte] bent geslagen met een banaan en dat je daarna begon te bloeden.
V: Waar ben je geslagen en waar ging je bloeden?
A: Aan de linkerzijkant van mijn hoofd, mijn oor is ook opengesprongen.
V: Waar in de woning is dit gebeurd?
A: In de woonkamer.
V: Wie waren er op dat moment allemaal in de woonkamer?
A: [verdachte] en [medeverdachte] .
V: Wie heeft je gewurgd en hoe ging dit?
A: Ik ben door [verdachte] gewurgd in de kamer boven.
A: In de woonkamer ben ik ook gewurgd. [verdachte] ging achter mij staan en deed zijn arm om mijn nek. [medeverdachte] heeft mij toen meerdere keren in mijn ribben geslagen, terwijl [verdachte] mij aan het wurgen was.
V: Je zegt ik ben gewurgd op de slaapkamer, was [medeverdachte] daar ook bij?
A: Ja.
V: Trok [verdachte] zijn arm ook met kracht aan toen die om je nek zat?
A: Ja, want hij drukte zo hard om mijn nek dat ik moeilijk kon ademen.
V: Kwam je in ademnood?
A: Ja.
V: Wie heeft je in je gezicht geslagen?
A: Vooral [verdachte] . [medeverdachte] is pas op het laatst ook ermee bezig geweest. [medeverdachte] sloeg mij vooral op mijn ribben.
A: [verdachte] was de hele tijd bij mij.
A: Toen ben ik weggelopen naar de straat toe.
V: Wat is er precies in het fietsenhok gebeurd?
A: [verdachte] probeerde mij in een dekbedovertrek vast te binden.
V: Hoe ben je in het fietsenhok terechtgekomen?
A: We zijn samen omlaag gegaan, [verdachte] stootte toen mijn hoofd tegen de muur. Ik kwam met mijn rechterkaak tegen de muur aan.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 december 2021, voor zover inhoudende (p. 127) (met als bijlage foto’s, p. 128-137):
Op 12 december 2021 bezocht ik het adres [adres] te Leiden. Op dit adres zou het slachtoffer [ slachtoffer 1] wonen. Op het moment dat wij de woning betraden zag ik een rood spoor op de muur zitten. Dit spoor was gelijkende op een bloedspoor. Ook zag ik een druppel, gelijkende op bloed, op de grond liggen. Deze druppel lag tussen twee fietsen in die in de hal stonden. Vervolgens ontdekte ik op een van de fietsen op het achterspatbord een rode veeg, gelijkende op een bloedveeg. Bij het opgaan van de trap naar de eerste etage, ontdekte ik aan de trapleuning een rood veegspoor, gelijkende op veeg van bloed. Nadat ik de trap op liep naar de eerste etage zag ik een rode vlek, gelijkende op een bloedvlek, zitten op de trede. De kamer van het slachtoffer [ slachtoffer 1] was op tweede etage. Op de kamer zag ik twee donkerrood gekleurde vlekken zitten, gelijkende op bloedvlekken.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende (p. 146) (met als bijlage screenshots, p. 147-151):
In de mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte] werden filmpjes aangetroffen.
Op 1 van de filmpjes is te zien dat de aangever in een wurgklem wordt gehouden en een mes op zijn keel gedrukt krijgt. Op de beelden is te zien dat de aangever vastgehouden wordt door de verdachte [verdachte] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 176) (met als bijlage, p. 177-186, in het bijzonder p. 183-185):
Onder de verdachte [medeverdachte] werd een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Deze mobiele telefoon is onderzocht. Uit dit onderzoek kwam een aantal filmpjes naar voren waar de aangever [ slachtoffer 1] en de verdachte [verdachte] op staan. Op de filmpjes wordt er Pools gesproken. Tevens heeft een beëdigd tolk Pools de filmpjes bekeken en beluisterd en dit letterlijk vertaald. Als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd de letterlijke tekst vertaald door de Poolse tolk.
Filmpje 6
Een scene in een [woon]kamer. NN2 ligt languit op de bank NN3 ligt half over hem heen. Beiden zijn aangekleed.
[een close-up van NN3, die met de arm van NN2 over zijn keel bovenop NN2 ligt. NN2 heeft een wit keukenmesje in zijn rechter hand]
NN3 maakt geluiden alsof hij lucht tekort komt.
NN3: ...Even naar de badkamer toe, naar de keuken...
NN3: Mag ik even naar de keuken toe?
NN2: Nee, het mag niet.
NN3: [smekend] Voor een seconde.
NN1: En wat wil je?
NN3: Ik wil wat water drinken.
NN2: Het kan me geen reet schelen!
NN1: [pseudo-verbaasd] JIJ wilt iets drinken?!
NN2: Hier heb je bier.
NN1: Giet het in zijn smoel of ie het wilt of niet. Hoerenjong.
NN1: Wacht even, verdomme, ik zal hem begieten, begieten... pishok, verdomme
NN2 heeft NN3 nog steeds in een soort houdgreep. NN3 begint abrupt te kuchen.
NN1: Stik er maar in, jij hoer.
NN2: Weet je wat je nu op je keel hebt? [NN2 zet het mesje aan de keel van NN3]
NN1: [verbeten en boos] Verdomme, jij, verdomme, jij!!!
NN1: Hou hem vast
NN3: [probeert iets te zeggen, zonder succes]
NN1: Wat is je naam?
NN3: [ slachtoffer 1] ...
NN3: Ja... [het mes van NN2 is inmiddels onder het rechteroog van NN3]
NN1 lacht heel hard.
NN2: Blijf zitten en verroer je niet.
NN1: Wat een verdomde dombo [of: een lul]
Ten aanzien van feit 4
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 december 2022, voor zover inhoudende:
Op 11 december 2021 te Leiden heb ik [ slachtoffer 1] op straat vastgepakt en vervolgens heb ik hem geslagen.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [ slachtoffer 1] , opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende (p. 79-88):
Ik doe aangifte van mishandeling. Op 11 december 2021 te Leiden.
A: [verdachte] begon mij te slaan op straat.
V: Waar op je lichaam werd je toen geslagen?
A: In principe overal. Ik lag op de grond.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 1] , opgemaakt op 11 december 2021, voor zover inhoudende (p. 99-101):
Op 11 december 2021 was ik te Leiden. Ik zag dat iemand in elkaar werd geslagen. Ik zag direct dat 1 man op de grond lag en dat er 1 man boven op de man zat en hem meerdere malen sloeg met zijn vuist. Ik zag dat hij dit hard deed met gebalde vuist. Ik zag dat hij aan het inslaan was op zijn gezicht. Ik zag bij het slachtoffer dat hij veel bloed in zijn gezicht had en veel bulten had.
Ten aanzien van feit 5
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 december 2022, voor zover inhoudende:
Op 11 december 2021 te Leiden heb ik [ slachtoffer 1] in zijn been geslagen, met twee messen. Met mijn rechterhand, terwijl ik de messen omwisselde. Ik wilde hem iets aandoen, ik wilde hem laten lijden, ik wilde hem letsel toebrengen.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [ slachtoffer 1] , opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende (p. 79-88):
V: waar ben je precies gestoken?
A: mijn linker bovenbeen aan de zijkant, onder mijn heup. Ik ben drie keer gestoken. Ik begon ernstig te bloeden.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 1] , opgemaakt op 11 december 2021, voor zover inhoudende (p. 99-101):
Op 11 december 2021 was ik te Leiden. Toen de man naar buiten kwam zag ik dat hij in zijn rechterhand een mes vast had. Ik zag dat hij met het mes naar het slachtoffer liep. Ik zag dat het mes ongeveer 20 à 25 centimeter was. Ik zag vervolgens dat de dader 2 keer een stekende beweging maakte met het mes naar het bovenbeen van het slachtoffer. Ik zag dat hij echt uithaalde en met zijn hand naar achteren ging en vervolgens met kracht instak op het slachtoffer. Dit deed de dader zo snel en met veel kracht.
4. Het geschrift, te weten een letselbeschrijving van [ slachtoffer 1] , door M. de Gruijter, forensisch arts KNMG van 23 december 2021, voor zover inhoudende (p. 166-167):Naar aanleiding van het opgelopen letsel bij [ slachtoffer 1] is medische informatie bij de curatieve sector opgevraagd en ontvangen. De geconstateerde letsels waren:
Drie steekwonden van ca 3 cm grootte aan het linker bovenbeen.
5. Het geschrift, te weten een (aanvullende) letselbeschrijving van [ slachtoffer 1] , door M.E. de Gruijter, forensisch arts KNMG van 9 augustus 2022, voor zover inhoudende (los in het dossier):
Over potentiële risico’s bij dergelijke steekwonden in het bovenbeen is het volgende te zeggen.
Snijden/steken met een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes, in een been impliceert een aanmerkelijk risico op het veroorzaken van ernstig letsel.
Op korte termijn bestaat o.a. het risico van bloeding met grote hoeveelheden bloedverlies indien een groot bloedvat in het been wordt doorsneden. Indien een zenuw wordt doorsneden kan de sensibiliteit of de aansturing van spieren in het been gestoord raken. Ondanks medisch ingrijpen lukt het niet altijd om de werking van de zenuw te herstellen of vergt dat een lange hersteltermijn. Datzelfde geldt indien spieren worden doorsneden.
Op iets langere termijn kunnen potentieel levensbedreigende complicaties optreden in de vorm van infecties in het been met micro-organismen die vanuit de buitenwereld via het steekkanaal in de steriele ruimte werden gebracht. In het uiterste geval kan de functie van het been geheel verloren gaan of moet amputatie plaatsvinden.
Ten aanzien van feit 6
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 december 2022, voor zover inhoudende:
Op 11 december 2021 te Leiden heb ik de in de tenlastelegging vermelde woorden tegen [slachtoffer 2] geuit.
2. Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , opgemaakt op 11 december 2021, voor zover inhoudende (p. 154-155):
Ik doe aangifte van bedreiging. Op 11 december 2021 was ik te Leiden. De verdachte viel mij aan door schoppende bewegingen te maken. Ik hoorde hem roepen, terwijl hij mij strak aankeek, dat hij mijn gezicht zal onthouden en dat hij mij en mijn familie te pakken zal nemen. Ik voel mij hierdoor ernstig bedreigd. Gelet op het feit dat hij mij trachtte te schoppen en door de geschreeuwde bedreigende woorden die hij mij toeriep, ben ik ervan overtuigd dat hij mij of mijn familie geweld zal aandoen, zodra hij bekend is geworden van mijn privéadres.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opgemaakt op 12 december 2021, voor zover inhoudende (p. 32-33):
Naar aanleiding van een melding steekpartij op de Haarlemmerstraat te Leiden is er op 11 december 2021 een verdachte aangehouden. Wij, verbalisanten, hadden de verdachte vervoerd richting politiebureau Leiden Midden. Wij, verbalisanten, hoorden dat de verdachte dreigend naar ons sprak. Wij, verbalisanten, hoorden de verdachte zeggen dat hij ons zou gaan onthouden voor als hij ons in privé tijd tegen kwam. We zouden het dan wel "zien" of woorden in gelijke strekking.
4. Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 2] , opgemaakt op 12 december 2021, voor zover inhoudende (p. 157-159):
Ik doe aangifte van bedreiging. Op 11 december 2021 was ik te Leiden. Ik hoorde dat de verdachte zei dat hij wel weet waar mijn familie woont en dat ik maar moest wachten op wat er zou gebeuren zodra hij weer vrij was. Ik hoorde dat hij mij zou onthouden. De bedreigingen die de verdachte naar mij heeft geuit neem ik serieus aangezien hij niet schuwt geweld te gebruiken.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feit 1: wederrechtelijke vrijheidsberoving
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte aangever heeft gewurgd en dat voorts niet kan worden bewezen dat hij aangever met zijn gezicht tegen de muur heeft geslagen, nu alleen aangever dit heeft verklaard.
De rechtbank acht ook deze onderdelen bewezen en overweegt dat zij geen aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever en dat zij deze dan ook betrouwbaar acht. Aangever heeft kort na het gebeuren een aantal verklaringen bij de politie afgelegd die consistent en gedetailleerd zijn. De verklaring van aangever vindt op essentiële punten steun in de overige weergegeven bewijsmiddelen, zoals de filmpjes en de aangetroffen bloedsporen. Het staat niet ter discussie dat de filmpjes die op de telefoon van [medeverdachte] zijn aangetroffen van 11 december 2021 zijn. De filmpjes zijn door [medeverdachte] gemaakt en op deze filmpjes is de stem van [medeverdachte] te horen. Op de beelden zijn de verdachte en aangever te zien. In het hiervoor weergegeven filmpje 6 is [medeverdachte] NN1, de verdachte NN2 en aangever NN3. Op de beelden is te zien dat aangever in een wurgklem wordt gehouden door de verdachte en dat de aangever geluid maakt alsof hij niet kan ademen en dat het hem niet lukte om te praten. Aangever zelf verklaart dat hij in ademnood kwam. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte met kracht tegen de keel van aangever drukte, wat als ‘wurgen’ te kwalificeren is. Uit de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte blijkt dat hij ook op een eerder moment een nekklem op aangever had toegepast. Wat betreft het tegen de muur slaan van het gezicht van aangever, heeft de verdachte ter terechtzitting – nadat hij werd geconfronteerd met de aangetroffen bloedsporen in de hal waar de fietsen in de woning stonden – toegegeven dat hij dit heeft gedaan.
Wat betreft de betrokkenheid van [medeverdachte] bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Op het hiervoor genoemde filmpje 6 is te horen dat aangever niet naar de keuken mocht van de verdachte, dat [medeverdachte] daarbij aan het schelden en schreeuwen is en dat hij tegen de verdachte zei: “Hou hem vast”. Hieruit blijkt dat [medeverdachte] , naast het slaan van aangever tegen zijn ribben op het moment dat aangever door de verdachte werd gewurgd, een actieve en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever. Uit de verklaring van aangever blijkt verder dat de verdachte voortdurend in zijn nabijheid was en dat [medeverdachte] op meerdere momenten – in elk geval op de momenten dat de zeven filmpjes door hem werden gemaakt – daar ook bij aanwezig was. Deze filmpjes zijn gemaakt op verschillende tijdstippen gedurende de avond en ook op verschillende plekken in de woning. Door het overwicht dat de verdachte en [medeverdachte] met hun postuur – beiden mannen zijn redelijk lang met een stevig postuur – op de tengere aangever hadden en het voortdurende geweld dat zij beiden jegens aangever hebben toegepast, is een dreigende situatie ontstaan voor aangever. Hierdoor kon en durfde hij de woning niet te verlaten. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] bij het plegen van dit feit.
Feit 5: poging tot zware mishandeling
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend is bewezen, gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, met name de hiervoor weergegeven inhoud van de aanvullende letselbeschrijving, en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij aangever iets wilde aandoen, hem wilde laten lijden en hem letsel wilde toebrengen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring in combinatie met de gedragingen van de verdachte – het gericht meermalen met kracht met messen steken in het been – een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. De tenlastegelegde poging tot zware mishandeling is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6: bedreiging met zware mishandeling
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte [slachtoffer 2] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door de bewezen verklaarde woorden jegens beide aangevers te uiten. De verdachte heeft de bedreiging van [verbalisant 2] ontkend, maar die ontkenning wordt weerlegd door de ambtsedige verklaring van verbalisant [verbalisant 2] en zijn collega [verbalisant 1] . Wel zal de verdachte worden vrijgesproken wat betreft het dreigen te besmetten met Covid-19, omdat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte de betreffende woorden heeft geuit ter informatie dat hij Covid had en niet als bedreiging, zoals bepleit door de raadsvrouw.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[ slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- die [ slachtoffer 1] vast te pakken en met zijn hoofd tegen de grond te drukken en
- die [ slachtoffer 1] meerdere malen met kracht te slaan tegen zijn gezicht en hoofd en lichaam en
- die [ slachtoffer 1] meerdere malen te wurgen en
- die
Misiuk door de woning te slepen en
- een mes tegen het gezicht van die [ slachtoffer 1] te houden/drukken en
- die [ slachtoffer 1] met zijn gezicht tegen een muur te slaan en
- tegen die [ slachtoffer 1] te zeggen dat hij niet weg mocht en daarbij bij die [ slachtoffer 1] te
blijven staan;
2 subsidiair
hij op 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, [ slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [ slachtoffer 1]
- vast te pakken en met zijn hoofd tegen de grond te drukken en
- meerdere malen met kracht te slaan tegen zijn gezicht en hoofd en lichaam en
- met kracht te slaan waardoor die Mis
iuk met zijn gezicht tegen de muur werd geslagen en
- meerdere malen te wurgen;
3
hij op 11 december 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, [ slachtoffer 1]
door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, te weten
- het vastpakken van het hoofd van die [ slachtoffer 1] en het hoofd van die [ slachtoffer 1] duwen naar zijn penis en
- het doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [ slachtoffer 1] door hun overwicht in aantal en door het op dreigende/dwingende toon tegen hem te zeggen "Ik heb een zweep bij mij, moet ik je met deze riem een pak slaag geven" en daarbij met die riem een zwiepend geluid te maken en
- het met een riem/band slaan tegen die [ slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [ slachtoffer 1] , te weten het plaatsen van een penis in de mond van die [ slachtoffer 1] ;
4
hij op 11 december 2021 te Leiden (op de openbare weg) [ slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [ slachtoffer 1] meerdere malen met kracht te stompen tegen zijn gezicht en lichaam;
5
hij op 11 december 2021 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [ slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met kracht met messen heeft gestoken in het been van die [ slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij op 11 december 2021 te Leiden [slachtoffer 2] en [verbalisant 2] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door
- schoppende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 2] te maken en die [slachtoffer 2] strak aan te kijken en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn gezicht zal onthouden en die [slachtoffer 2] en zijn familie zou pakken en
- tegen die [verbalisant 2] te zeggen dat hij wel wist waar de familie van die [verbalisant 2] woont en dat die [verbalisant 2] maar moest wachten op wat er zou gaan gebeuren zodra hij weer vrijkwam en dat hij die [verbalisant 2] wel zou onthouden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem daarnaast de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 sprake is van een voortgezette handeling, omdat alles wat zich in de woning heeft afgespeeld een samenhangend feitencomplex is. Ook met betrekking tot de feiten 4 en 5 is sprake van een voortgezette handeling, omdat de mishandeling en het steekincident op straat als het ware in elkaar overlopen en in tijd opvolgende gedragingen zijn. De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat hiermee rekening te houden. Verder heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat, kijkend naar de richtlijnen en vergelijkbare strafzaken, een veel lagere straf zou moeten worden opgelegd dan geëist door de officier van justitie.
Ten aanzien van de gevorderde oplegging van tbs met dwangverpleging heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte wisselend staat tegenover een dergelijke maatregel. De verdachte wil hulp krijgen om te voorkomen dat hij recidiveert. Als de rechtbank oplegging van tbs met dwangverpleging passend acht, wordt verzocht om hiermee rekening te houden en een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van meerdere uren schuldig gemaakt aan zes misdrijven, waarvan vijf gericht tegen het slachtoffer [ slachtoffer 1] . Samen met de medeverdachte heeft hij – nagenoeg zonder aanleiding – het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden, een langere periode mishandeld, door de woning gesleept en uiteindelijk ook verkracht door het slachtoffer te dwingen hem te pijpen. Daarbij heeft de verdachte een mes tegen het gezicht van het slachtoffer gehouden en over hem heen geplast en hebben zij het slachtoffer beiden bespot en uitgescholden. De medeverdachte heeft het slachtoffer tijdens de verkrachting geslagen met een riem. De verdachte en de medeverdachte hebben het slachtoffer met hun handelingen aldus doelbewust pijn gedaan en vernederd. Alsof dat nog niet genoeg was heeft de medeverdachte gedurende dit handelen filmpjes met zijn telefoon van het slachtoffer gemaakt.
Deze feiten hebben bovendien plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar hij zich veilig zou moeten voelen. Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat hij bang was dat de verdachte en de medeverdachte hem dood zouden maken. Uiteindelijk zag het slachtoffer kans te vluchten, de straat op te rennen en om hulp te roepen. De verdachte is vervolgens achter het slachtoffer aangerend en heeft hem op straat mishandeld, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Hierna is de verdachte teruggegaan naar de woning waar hij twee messen heeft gepakt. Met deze messen heeft hij het slachtoffer vervolgens meermalen in zijn been gestoken en daarmee geprobeerd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Een getuige wilde de verdachte stoppen; hij heeft gebeld met de politie en is vervolgens ook bedreigd en kort achtervolgd door de verdachte. De politie trof het slachtoffer kort daarna op straat aan met zichtbaar aangezichtsletsel. De joggingbroek van het slachtoffer was volledig donkerrood door het bloed en het bloed stroomde uit zijn been.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Bovendien zijn omstanders getuige geweest van de mishandeling en het steekincident op straat. Dit zijn ernstige misdrijven die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Na zijn aanhouding door de politie heeft de verdachte twee politieagenten met zware mishandeling bedreigd. Ook met dit handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van deze twee slachtoffers.
Het baart de rechtbank ernstige zorgen dat de verdachte geen enkel berouw heeft getoond en op de zitting heeft verklaard dat hij zijn reactie op het gedrag van het slachtoffer niet disproportioneel vindt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 maart 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland is veroordeeld. Uit het uittreksel Ecris van de justitiële informatiedienst van 28 juni 2022 blijkt dat de verdachte vele malen veroordeeld is voor (gewelds)misdrijven in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Polen. In 2018 is de verdachte in Ierland voor onder meer wederrechtelijke vrijheidsberoving veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren. Deze veroordeling was ten tijde van het bewezen verklaarde onherroepelijk. De veroordeling heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport over de verdachte van
9 augustus 2022, opgesteld door B.H. Boer, klinisch psycholoog en T.W.D.P. van Os, psychiater, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere.
Uit dit rapport komt het volgende naar voren.
De verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Deze stoornis komt bij de verdachte tot uiting in zijn herhaaldelijke overtredingen van de wet, impulsiviteit en agressiviteit, onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf en anderen, constante onverantwoordelijkheid, ontbreken van berouw en een normoverschrijdende gedragsstoornis voor zijn 15e levensjaar. Het antisociale gedrag vormt een patroon en leidt tot chronisch disfunctioneren op sociaal maatschappelijk gebied. De problemen in de agressieregulatie, tot uiting komend in verbale en fysieke agressie en sadistische trekken, passen in het kader van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van zowel gecontroleerde, bewust ingezette instrumentele agressie, als van ongecontroleerde impulsieve agressie. Volgens een psychopathie checklist, voldoet de problematiek niet aan de voorwaarden om van psychopathie te kunnen spreken, wel van kenmerken van psychopathie.
Hoewel het delictscenario met betrekking tot (poging tot) zware mishandeling en verkrachting niet goed duidelijk is geworden, adviseren onderzoekers om deze feiten volledig toe te rekenen. De verdachte lijkt, weliswaar vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis, hierin bewuste keuzes te hebben gemaakt en niet beperkt te zijn geweest in zijn vermogen om zijn wil en zijn gedrag te bepalen. Ten aanzien van de overige feiten onthouden onderzoekers zich van een advies omtrent het toerekenen van deze feiten.
Op basis van een klinische inschatting komen onderzoekers uit op een hoog risico voor recidive van een geweldsdelict. Er is een disbalans tussen enerzijds een grote proportie aan drijvende krachten (angstig, paranoïde vertekeningen, sadistische drijfveren, agressie) en anderzijds een gering potentieel aan remmende krachten (beperking in zelfreflectie, empathie en geweten, afwezigheid van lange termijn doelen). Wat betreft de klinische factoren kan gesteld worden dat het grootste probleem vooral zit in de eigenschappen die ertoe leiden dat hij in de problemen komt, zoals zijn impulsiviteit en de reactieve en instrumentele agressie. Wat betreft de risicohantering items kan worden vastgesteld dat hij niet goed in staat is om zijn leven vorm te geven in de diverse levensdomeinen. Er is een grote kans op destabilisatie zonder interventies. Op basis van de combinatie van de klinische inschatting met de gebruikte risicotaxatie-instrumenten kan worden vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een hoog risico op een geweldsdelict, ook op korte termijn.
Doordat onderzoekers niet kunnen onderbouwen dat de verdachte door zijn psychopathologie beperkt was in zijn keuzevrijheid en in de controle over zijn gedrag ten tijde van de ten laste gelegde feiten, kunnen zij evenmin onderbouwen dat psychologische/ psychiatrische behandeling de kans op recidive zal kunnen terugdringen. Onderzoekers onthouden zich om die reden van aanbevelingen van gedragskundige aard.
De toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en het recidiverisico
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van het Pieter Baan Centrum op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de stoornis van de verdachte en het recidiverisico worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Voor wat betreft de toerekenbaarheid komt de rechtbank tot een ander oordeel dan de deskundigen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat dit ook het geval was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Met de deskundigen is de rechtbank voorts van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld vanuit zijn stoornis. Anders dan de deskundigen is de rechtbank echter van oordeel dat de verdachte door zijn stoornis beperkt is geweest in zijn vermogen om, ten aanzien van deze feiten, zijn wil en gedrag te bepalen. Het kan niet anders – mede gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten – dan dat de stoornis daarin heeft doorgewerkt. De feiten, in het bijzonder de disproportionele reactie van de verdachte, passen immers bij zijn stoornis. In dat licht komt de rechtbank tot het oordeel dat alle feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt dat het recidiverisico op een geweldsdelict, ook op korte termijn, hoog is.
De straf
De raadsvrouw heeft verzocht de voortgezette handeling aan te nemen met betrekking tot de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten enerzijds en met betrekking tot de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten anderzijds. De rechtbank verwerpt dit strafmaatverweer en overweegt daartoe als volgt. Van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake indien de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
Hiervan is geen sprake. De feiten 1 tot en met 3 zijn feiten die weliswaar in hetzelfde tijdsbestek hebben plaatsgevonden, maar betreffen strafbepalingen waarvan de strekking te ver uiteenloopt (wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en verkrachting). De feiten 4 en 5 hebben plaatsgevonden op twee verschillende tijdstippen zodat er alleen al om die reden geen sprake is van een voortgezette handeling, nu het hier gaat om in ieder geval twee afzonderlijke wilsbesluiten.
Wel is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezen verklaarde gedragingen leveren een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen voor met name het slachtoffer [ slachtoffer 1] is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Omdat de verdachte – anders dan gerekwireerd door de officier van justitie – zal worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling (feit 2 primair) en de poging tot doodslag (feit 5 impliciet primair) en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, ziet de rechtbank aanleiding ten voordele van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op een verkrachting, waarbij sprake is van ernstig geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang – waarvan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake is – staat als uitgangpunt een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden. Strafverzwarende factoren zijn in dit geval dat sprake is van medeplegen, een vernederende setting en dat er beeldopnamen van de verkrachting zijn gemaakt. Alles afwegende en daarbij de overige bewezen verklaarde feiten te hebben meegenomen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De maatregel
Gelet op de ernstige en vernederende aard van de onder 1, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten zonder enige reële aanleiding, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende hoge herhalingsgevaar (ook op korte termijn), is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en dat behandeling van zijn stoornis noodzakelijk en vereist is om recidive te voorkomen. De verdachte heeft ook zelf ter terechtzitting verklaard dat hij behandeld wil worden om recidive te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord de verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren.
Gelet op het hoge recidiverisico acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte een langdurige en intensieve klinische behandeling zal ondergaan. Een tbs met voorwaarden of enig ander voorwaardelijk alternatief is niet aan de orde, gelet op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Oplegging van tbs met voorwaarden is (wettelijk) uitgesloten bij veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van vijf jaar te boven gaat. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een tbs met dwangverpleging opleggen, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie.
Aan de formele vereisten voor het opleggen van een tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b Sr, is voldaan. De onder 1, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor oplegging van tbs mogelijk is. Daarnaast bestond er bij de verdachte tijdens het begaan van deze feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ten slotte vereist de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel.
Duur maatregel
Op grond van artikel 38e Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de tbs wordt gelast ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan onder meer medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting in vereniging en poging tot zware mishandeling. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Aan voornoemd criterium is derhalve voldaan en de totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan. De rechtbank zal de maatregel – zoals door de officier van justitie is gevorderd – ongemaximeerd aan de verdachte opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
37a, 37b, 45, 47, 55, 57, 242, 248, 282, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 5 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 impliciet subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2 subsidiair:
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4:
mishandeling;
ten aanzien van feit 5 impliciet subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 6:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (ZES) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. J.P. Hopman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2022.