ECLI:NL:RBDHA:2022:14242
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake griffierecht niet tijdig betaald
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Gouda, dat op 14 december 2021 was genomen. In het kader van dit bezwaar werd verzoeker op 4 maart 2022 geïnformeerd over de verplichting tot betaling van griffierecht, dat was vastgesteld op € 184,-. De nota voor het griffierecht was op 8 maart 2022 bezorgd op het adres van de gemachtigde van verzoeker.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening gepaard gaat met de verplichting om griffierecht te betalen. Indien het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Verzoeker heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald, en er is geen bewijs dat deze vertraging niet aan verzoeker kan worden toegerekend.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.