ECLI:NL:RBDHA:2022:14238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming inzake inschrijving in de Basisregistratie Personen en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoeker op 16 november 2021 een aanvraag ingediend voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) bij de gemeente Gouda. De baliemedewerkster heeft verzoeker mondeling meegedeeld dat er binnen vier weken een beslissing op zijn aanvraag zou volgen. Verzoeker heeft echter bezwaar gemaakt tegen deze mondelinge mededeling en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 14 maart 2022 uitspraak gedaan op dit verzoek.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de mondelinge mededeling van de baliemedewerkster niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste, en er is geen sprake van een schriftelijke weigering of het niet tijdig nemen van een besluit. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker met betrekking tot een eerder besluit van 14 december 2021 aan de orde is in een andere zaak. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7296 BRP
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 maart 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde mr. S. Karkache),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigde: M.J. Tanamal-Spruit).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 16 november 2021 met een “Aangifte formulier van verblijf en adres wegens 1e inschrijving in Nederland” aan de balie van het gemeentehuis verzocht om hem in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP).
De baliemedewerkster heeft verzoeker mondeling meegedeeld dat binnen vier weken een beslissing op zijn aangifte wordt genomen.
Verzoeker heeft bij brief van 16 november 2021 bezwaar gemaakt tegen de mondelinge mededeling van 16 november 2021. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen zonder zitting.
2. Artikel 1:3 van de Awb bepaalt dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, anders dan verzoeker meent, met de mondelinge mededeling van 16 november 2021 geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Er is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Voorts is geen sprake van een schriftelijke weigering om een besluit te nemen dan wel het niet tijdig nemen van een besluit, zoals bedoeld in artikel 6:2 van de Awb, hetgeen met een besluit kan worden gelijkgesteld. Daarom is geen sprake van een besluit waartegen de mogelijkheid van bezwaar of beroep openstaat. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Ter informatie van partijen deelt de voorzieningenrechter mee dat het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker terzake van het besluit van 14 december 2021 (houdende de buiten behandeling stelling van zijn verzoek van 16 november 2021) aan de orde is in de zaak SGR 22/1489 BRP.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.