Uitspraak
verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 een beschikking gegeven inzake de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een erflater die op 29 september 2022 door mr. S. van Wijk, de vereffenaar, was aangevraagd. De erflater, geboren in 1948, overleed in [plaats van overlijden01] en liet vier erfgenamen achter. De erfgenamen hadden de nalatenschap beneficiair aanvaard, wat op 26 januari 2017 in het boedelregister werd ingeschreven. In de loop van de procedure zijn verschillende vereffenaars en een rechter-commissaris benoemd, waarbij mr. P.C. Rijken en mr. G.H.M. Smelt betrokken waren.
Het verzoek tot opheffing van de vereffening werd ingediend door mr. S. van Wijk, die ook de kosten van de vereffening ten laste van de boedel wilde laten vaststellen. De rechtbank oordeelde dat de baten van de nalatenschap onvoldoende waren om de vereffeningkosten te dekken, wat resulteerde in een negatieve nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgenamen, de boedelnotaris en de voormalige vereffenaar op de hoogte waren van de ingediende stukken en geen bezwaar hadden tegen een pro forma behandeling van het verzoek.
De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de vereffening toegewezen, waarbij de vereffenaar werd ontheven van de publicatieplicht, met uitzondering van de publicatie in de Staatscourant. De beschikking werd bekendgemaakt via rechtspraak.nl en de griffier zorgde voor inschrijving van de opheffing in het boedelregister.