ECLI:NL:RBDHA:2022:14225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
C/09/633622 / FA RK 22-5208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij met afwijzing van verzoeken tot vervangende toestemming voor medische behandeling en vervallen verklaring van schriftelijke aanwijzing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De minderjarige verblijft sinds 30 september 2020 bij een zorgboerderij en heeft behoefte aan een stabiele en veilige omgeving, wat door de ouders niet kan worden geboden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om beëindiging van het gezag en benoeming van de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, tot voogd. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, omdat de ouders onvoldoende meewerkten aan de hulpverlening en de ontwikkeling van [minderjarige01] ernstig in gevaar was. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek tot vervangende toestemming voor een medische behandeling afgewezen, omdat het gezag van de ouders is beëindigd. Ook is het verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing afgewezen, omdat de ondertoezichtstelling is beëindigd. De rechtbank benadrukt het belang van duidelijkheid en stabiliteit voor [minderjarige01] in zijn verdere ontwikkeling.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaakgegevens:
I. C/09/633622 / FA RK 22-5208
II. C/09/636935 / JE RK 22-2191
III. C/09/639216 / JE RK 22-2532
Datum uitspraak: 23 december 2022

Beschikking van de meervoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
Afwijzing verzoek vervangende toestemming medische behandeling
Afwijzing verzoek vervallen verklaren schriftelijke aanwijzing
over de minderjarige:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] ,hierna te noemen: [minderjarige01] ,

in de zaak (I) naar aanleiding van het op 10 augustus 2022 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

en in de zaak (II) naar aanleiding van het op 21 oktober 2022 ingekomen verzoek van:

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

en in de zaak (III) naar aanleiding van het op 1 december 2022 bij verweerschrift ingekomen zelfstandige verzoek van:

[de man01] ,hierna te noemen: de vader,

en

[de vrouw01] ,hierna te noemen: de moeder,hierna samen te noemen: de ouders,beiden bijgestaan door advocaat mr. M.M. van Wijk te Delft.

De rechtbank merkt de ouders als belanghebbenden aan ten aanzien van zaken I en II.
De rechtbank merkt de gecertificeerde instelling als belanghebbende aan ten aanzien van zaken I en III.

Het procesverloop

Bij beschikking van 10 oktober 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het verzoek van de Raad strekkende tot beëindiging van het ouderlijk gezag aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • voornoemde beschikking van 10 oktober 2022;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad;
  • het verweerschrift van de ouders, ontvangen op 4 oktober 2022;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling;
  • het (aanvullende) verweerschrift van de ouders, tevens inhoudend een zelfstandig verzoek, ingekomen op 1 december 2022;
  • de briefrapportage van de gecertificeerde instelling, ontvangen op 29 november 2022.
Op 5 december 2022 heeft de rechtbank de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam01] namens de Raad;
  • [naam02] namens de gecertificeerde instelling, met collega [naam03] als toehoorder;
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven. De rechtbank heeft op
22 november 2022 een brief van hem ontvangen.

Relevante feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd en zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
  • De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 juli 2022 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder laatstelijk verlengd tot 16 juli 2023.
  • [minderjarige01] verblijft sinds 30 september 2020 bij een zorgboerderij.
  • De gecertificeerde instelling heeft de ouders op 23 november 2022 op grond van artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek een schriftelijke aanwijzing gegeven inhoudende een beperking van het contact tussen de ouders en [minderjarige01] .

Verzoeken en standpunten van partijen

De Raad
De Raad verzoekt het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over [minderjarige01] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogd. De Raad heeft dit in het rapport en ter zitting - samengevat - als volgt onderbouwd. De ouders zijn onvoldoende in staat om de verzorging en opvoeding binnen een voor [minderjarige01] aanvaardbare termijn op zich te nemen. De afgelopen jaren, in het bijzonder gedurende de uithuisplaatsing, is het de ouders niet gelukt om te voldoen aan de voorwaarden zodat [minderjarige01] thuis kan opgroeien. Om aan die voorwaarden te kunnen voldoen is in de eerste plaats inspanning en medewerking van de ouders vereist. De ouders treden echter, door hun wantrouwen naar de hulpverlening, telkens uit het contact en zijn onvoorspelbaar in het nakomen van afspraken. Ruim een jaar lang zijn zij volledig onbereikbaar geweest, ook voor [minderjarige01] , tot februari 2022. Hulpverlening zoals diagnostisch onderzoek en (medische) behandeling, maar ook de schoolgang, het kopen van een bril of verkrijgen van een ID-kaart zijn daardoor ernstig vertraagd. Ook aan het onderzoek van de Raad hebben de ouders niet meegewerkt. Dit handelen en nalaten van de ouders is niet in het belang van [minderjarige01] . In de tweede plaats is onvoldoende gebleken dat de ouders inzien wat [minderjarige01] nodig heeft en dat zij daarbij kunnen aansluiten. Uit het onderzoek van Youz is gebleken dat [minderjarige01] passende hulp en bejegening nodig heeft vanwege autismeproblematiek en daaruit voortvloeiende gedragsproblemen en angsten. De ouders kunnen een dergelijk opvoedklimaat niet bieden. Zij belasten [minderjarige01] met hun eigen emoties, maken verwarrende opmerkingen over de uithuisplaatsing en weer thuis komen, en tonen zich onvoorspelbaar. Bij de zorgboerderij ervaart [minderjarige01] de veiligheid en stabiliteit die hij nodig heeft. Het is van belang dat een einde komt aan de onzekerheid die hij ervaart over hoe lang hij daar zal blijven. De termijn die voor [minderjarige01] aanvaardbaar is om in die onzekerheid te verkeren is verstreken. De Raad vindt het van belang dat de gecertificeerde instelling de voogdij en daarmee de zeggenschap over [minderjarige01] krijgt, zodat duidelijk wordt dat [minderjarige01] bij de zorgboerderij blijft wonen, hulpverlening snel kan worden ingezet en duidelijke kaders worden geboden ten aanzien van het contact tussen [minderjarige01] en zijn ouders en zusjes.
De gecertificeerde instelling
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. In de stukken en ter zitting is toegelicht dat de jeugdbeschermer, maar ook betrokkenen van de zorgboerderij en school, de ouders nauwelijks kunnen bereiken (per e-mail, post noch telefoon) over belangrijke zaken die spelen in het leven van [minderjarige01] . Concreet is dat op dit moment het geval voor de medische behandeling van [minderjarige01] , waarvoor de gecertificeerde instelling in het kader van de ondertoezichtstelling vervangende toestemming verzoekt als de rechtbank niet overgaat tot beëindiging van het gezag. Het betreft de inzet van medicatie en verdere behandeling van [minderjarige01] voor gedrags- en emotieregulatie in het kader van autismespectrumproblematiek, geadviseerd door de kinder- en jeugdpsychiater. Aan de ouders is herhaaldelijk verzocht om toestemming te verlenen, maar zij hebben dat niet gedaan, met name door niet te reageren. Als er wel contact is met de ouders dan verloopt dit vaak niet goed. Dat doet zich onder meer voor bij het plannen van de bezoekmomenten. De ouders zijn onvoldoende bereikbaar om afspraken te maken of komen juist onverwacht langs. Daarnaast is het laatste bezoekmoment niet goed verlopen en was [minderjarige01] na afloop verdrietig en overstuur door wat de ouders tegen hem hebben gezegd. Ook heeft hij zelf zorgelijke uitspraken gedaan. Dit is voor de gecertificeerde instelling reden geweest om een schriftelijke aanwijzing te geven waarin het contact tussen de ouders en [minderjarige01] wordt beperkt tot eenmaal per twee weken en (op termijn) onder begeleiding zal plaatsvinden op een neutrale locatie. Ook zijn vier voorwaarden gesteld voor het uitbreiden van het contact. Nadat de schriftelijke aanwijzing is gegeven zijn de ouders toch naar de zorgboerderij gegaan, waardoor een conflictsituatie is ontstaan waar inzet van politie bij nodig is geweest, hetgeen [minderjarige01] heeft meegekregen.
De ouders
De ouders hebben, mede bij monde van hun advocaat, verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad en de gecertificeerde instelling. Zij betwisten dat hen kan worden verweten dat zij niet of onvoldoende meewerken. Zij zijn niet onwelwillend maar er is aanhoudend sprake van miscommunicatie waardoor misverstanden ontstaan, iets wat de bijzondere curator in een eerdere procedure al heeft geconstateerd. Vanwege het wantrouwen dat daardoor wordt gewekt, hebben de ouders er veel moeite mee dat zij berichtgeving van de gecertificeerde instelling niet kunnen verifiëren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de medische behandeling van [minderjarige01] . De ouders zijn daar niet op tegen, maar willen niet zonder meer toestemming geven voor medicatie waar zij de effecten niet van kennen. De ouders hebben daarom extra toelichting gevraagd, maar hun vragen zijn onvoldoende beantwoord. Zij hebben de indruk dat de gecertificeerde instelling nu vervangende toestemming verzoekt om aan te tonen dat de ouders niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. Zij hebben het gevoel dat zij worden beschuldigd van zaken waarvan zij het tegendeel niet kunnen bewijzen. Hetzelfde geldt ook voor de uitspraken die [minderjarige01] volgens de gecertificeerde instelling zou doen over het contact met de ouders. De ouders herkennen dat niet. Hun contact met [minderjarige01] verloopt naar omstandigheden goed en hij zegt juist graag naar huis te willen. Zij doen ook geen belastende uitspraken. Om die reden verzoeken zij de rechtbank nogmaals om [minderjarige01] in persoon te horen. [minderjarige01] wil dat juist graag maar de jeugdbeschermer zou hebben gezegd dat hij een brief moet schrijven en anders straf krijgt. De ouders weten nu niet wat er in de brief staat en of, en onder welke omstandigheden, hij die zelf heeft geschreven. Bovendien wordt het negatieve beeld over de ouders versterkt met de veranderende frequentie van de bezoekregeling in de schriftelijke aanwijzing. De ouders betwisten de aanleiding daarvan en verzoeken daarom de aanwijzing vervallen te verklaren zodat de oude regeling wordt hervat. Gezien de discrepantie tussen het beeld dat de gecertificeerde instelling schetst, het beeld dat de bijzondere curator heeft geschetst en het beeld dat de ouders zelf hebben van de situatie, vinden de ouders het absoluut niet in het belang van [minderjarige01] dat hij onder de beslissingsbevoegdheid van de gecertificeerde instelling komt te vallen. Er is tot op heden geen enkele poging gedaan door de gecertificeerde instelling om toe te werken naar een terugplaatsing van [minderjarige01] en het kan niet zo zijn dat als gevolg hiervan aan [minderjarige01] ieder perspectief op thuisplaatsing wordt ontnomen. Bovendien zal het de misverstanden niet oplossen, terwijl de ouders betrokken moeten en willen blijven.

Beoordeling van de rechtbank

Horen [minderjarige01]
De rechtbank ziet in hetgeen de ouders naar voren hebben gebracht geen aanleiding om [minderjarige01] nogmaals op te roepen voor een gesprek. [minderjarige01] heeft er zelf voor gekozen om in een brief aan de rechtbank op te schrijven wat hij vindt en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de echtheid van hetgeen [minderjarige01] heeft opgeschreven, mede gelet op de toon en stijl van de door hem ondertekende brief.
Inzake C/09/633622 / FA RK 22-5208 (gezag)
De rechtbank kan op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder beëindigen, indien (a.) een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of (b.) de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. [minderjarige01] is een inmiddels twaalfjarige jongen die al ruim twee jaar bij de huidige zorgboerderij woont. Aanvankelijk is [minderjarige01] onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst omdat er sprake was van veelvuldige gedragsproblematiek en er signalen waren van een stoornis in het autismespectrum. Sindsdien is, met name door het gebrek aan medewerking en bij herhaling ook het uitblijven van noodzakelijke toestemming van de ouders, het plan van aanpak om onderzoek te doen naar de problematiek van [minderjarige01] om vervolgens de juiste hulpverlening op te kunnen starten, meermaals gestagneerd. Niet alleen met betrekking tot (medische) hulpverlening, maar ook ten aanzien van schoolkeuze en het maken van bezoekafspraken is de samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de ouders bijzonder stroef verlopen. Het is zelfs zover gekomen dat de ouders er een jaar lang voor hebben gekozen geen enkel contact met [minderjarige01] te hebben. Daarna is met de (her)opbouw van het contact en de aanpak van de psychische problemen van [minderjarige01] gestart en dat proces werd gekenmerkt door vele juridische procedures over schriftelijke aanwijzingen en gedeeltelijke overheveling van het gezag. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat [minderjarige01] goed op zijn plek lijkt te zitten bij de zorgboerderij waar hij de juiste begeleiding krijgt, maar ook dat hij zichtbaar last heeft van onduidelijkheden en spanningen. De geadviseerde behandeling voor de autismespectrum- en angstproblematiek, zoals door Youz vastgesteld, kan volgens Youz (zie pagina 10 van de OTS rapportage) nog niet worden gestart zolang het perspectief van [minderjarige01] niet duidelijk is. [minderjarige01] heeft nog steeds last van angsten, verdriet en woede-uitbarstingen en de contacten tussen [minderjarige01] en de ouders verlopen niet altijd positief en onbelast. Dit betekent dat [minderjarige01] onverkort in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de ouders in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen binnen een voor zijn persoon en ontwikkeling aanvaardbaar te achten termijn.
De gedragsproblemen van [minderjarige01] maken dat hij een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig heeft om zich adequaat te kunnen ontwikkelen. De constante en consequente aandacht, beschikbaarheid en voorspelbaarheid die hij nodig heeft kunnen hem naar het oordeel van de rechtbank niet geboden worden door de ouders. In de stukken en ter zitting is onderbouwd aangedragen dat de ouders de problematiek van [minderjarige01] onvoldoende (h)erkennen en onvoldoende open staan voor of nieuwsgierig zijn naar intensieve (opvoed)ondersteuning en tips. Zij laten onvoldoende zien aan te kunnen sluiten bij zijn ontwikkelingsbehoeften. In plaats daarvan blijven zij zich vastbijten in de (juridische) strijd om [minderjarige01] weer thuis te krijgen. Paradoxaal genoeg heeft deze houding van de ouders ervoor gezorgd dat de gecertificeerde instelling na al die tijd nog niet is toegekomen aan (zelfs maar het starten van) een terugplaatsingstraject. Hierbij overweegt de rechtbank dat door en namens de ouders op geen enkele manier concreet invulling is gegeven aan een passend opvoedklimaat voor [minderjarige01] . Wel hebben zij herhaaldelijk aangegeven bepaalde informatie niet te hebben ontvangen en hebben vervolgens nagelaten om inhoudelijk in gesprek te gaan met de gecertificeerde instelling over de daarna nogmaals of alsnog toegestuurde informatie. Zonder nadere toelichting, die achterwege is gebleven, valt niet in te zien hoe het kan dat de ouders de ene keer wel en de andere keer niet bepaalde informatie ontvangen. Zij hebben daarnaast herhaaldelijk aangegeven dat bepaalde stellingen of verwijzingen van de gecertificeerde instelling niet kloppen, zonder daar andere bevindingen of feiten tegenover te stellen. Hoewel namens de ouders terecht is opgemerkt dat bewijsstukken niet zijn bijgevoegd, wat in het kader van transparantie beter was geweest, vindt de rechtbank in de stukken van de Raad en de gecertificeerde instelling voldoende objectieve rechtvaardiging dat de gestelde feiten/omstandigheden zich zo hebben voorgedaan zoals in het rapport naar voren komt. Zo is de mentor van [minderjarige01] door de Raad gesproken in het onderzoek en had het de ouders vrij gestaan om zelf de mentor of andere betrokkenen te benaderen. Dat zij steeds geen mogelijkheid hebben om een en ander te verifiëren, zoals gesteld wordt door de ouders, vindt de rechtbank dan ook niet juist. Door de Raad is in het onderzoek bovendien tevergeefs getracht ouders hierbij te betrekken, maar zij waren onbereikbaar. De ouders hebben ook na ontvangst van het rapport, waarin geconcludeerd wordt tot gezagsbeëindiging, op geen enkele manier gereageerd.
De rechtbank is - gelet op het hiervoor geschetste verloop van deze ondertoezichtstelling - van oordeel dat terugplaatsing niet in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige01] is en dat ouders niet binnen een voor [minderjarige01] nog aanvaardbare periode in staat zullen zijn de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging te dragen, mede gelet op zijn forse problematiek. Het is in het belang van [minderjarige01] dat hij nu duidelijkheid krijgt over waar hij verder zal opgroeien en wie de beslissingen over hem zal nemen, zodat hij zich binnen een stabiele omgeving veilig verder kan ontwikkelen en aan behandeling kan toekomen. De rechtbank is, gelet op de hiervoor besproken factoren, van oordeel dat de termijn waarbinnen hij in onzekerheid kan en mag blijven verkeren over zijn opvoedomgeving inmiddels is verstreken. De rechtbank zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van beide ouders toewijzen.
Benoeming voogd
Aangezien de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe leidt dat een voorziening in het gezag over [minderjarige01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275 BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De gecertificeerde instelling heeft zich schriftelijk en ter zitting bereid verklaard de voogdij over [minderjarige01] te aanvaarden. Hoewel de samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de ouders flink zal moeten verbeteren, acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige01] om zoveel mogelijk dezelfde personen bij hem betrokken te laten blijven en hem niet weer te belasten met een nieuwe voogdijinstelling. Daarom zal de rechtbank de huidige gecertificeerde instelling als voogdes benoemen, met daarbij de uitdrukkelijke overweging dat zij de ouders dient te blijven informeren en betrekken bij het leven van [minderjarige01] . Deze gezagsbeëindiging doet niet af aan de band van de ouders met [minderjarige01] en evenmin aan de wijze waarop en de frequentie waarmee er contact is tussen hen. In het belang van [minderjarige01] dient nog steeds getracht te worden een uitbreiding van de contacten tussen [minderjarige01] en zijn ouders te bewerkstelligen.
Inzake C/09/636935 / JE RK 22-2191 (medische behandeling)
Op grond van artikel 1:265h BW kan de gecertificeerde instelling vervangende toestemming verzoeken indien medische behandeling van een minderjarige die onder toezicht is gesteld noodzakelijk is en de ouders met gezag daarvoor geen toestemming geven. Gelet op de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van het ouderlijk gezag behoeft dit verzoek geen bespreking meer en zal het worden afgewezen.
Inzake C/09/639216 / JE RK 22-2532 (schriftelijke aanwijzing)
Ambtshalve toetsing van de ontvankelijkheid van het verzoek tot vervallenverklaring leidt tot de conclusie dat aan alle ontvankelijkheidsvereisten is voldaan. Vervolgens wordt toegekomen aan de inhoudelijke toetsing van het besluit, waarbij de eerste vraag is of de gecertificeerde instelling, gelet op het bepaalde in artikel 1:263 lid 1 BW, de bevoegdheid toekwam de schriftelijke aanwijzing te geven. Ten aanzien van deze bevoegdheid zijn in het verzoek geen bezwaren aangedragen maar deze toets dient ook los daarvan, dus ambtshalve, te worden uitgevoerd. Op grond van artikel 1:265f BW kan de gecertificeerde instelling voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing het contact tussen de ouders en de minderjarige beperken via een schriftelijke aanwijzing.
De gecertificeerde instelling heeft met de aanwijzing het oog gehad op beperking van het contact tussen [minderjarige01] en de ouders en daarmee op het wegnemen van concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige. De schriftelijke aanwijzing betrof dan ook de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling ter uitvoering van de ondertoezichtstelling Vervolgens wordt toegekomen aan beoordeling of de schriftelijke aanwijzing vervallen moet worden verklaard. Gelet op de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van het ouderlijk gezag en daarmee de beëindiging van de ondertoezichtstelling behoeft dit verzoek geen bespreking meer en zal het worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
inzake C/09/633622 / FA RK 22-5208
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader en de moeder:
  • [de man01]
  • [de vrouw01]
over de minderjarige:
- [minderjarige01]
, geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] ,
en benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
inzake C/09/636935 / JE RK 22-2191
wijst af het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling;
inzake C/09/639216 / JE RK 22-2532
wijst af het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing van
23 november 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022 door
mr. C.M. Koole, mr. M.M. Meeuwisse en mr. M.H. Rochat, tevens kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.