ECLI:NL:RBDHA:2022:1422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
NL20.13133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig nemen besluit asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser op 27 juni 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Op 5 januari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid alsnog op de aanvraag beslist. Eiser heeft bij brief van 8 februari 2021 laten weten dat hij het beroep handhaaft. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat met de inwilliging van de asielaanvraag eiser heeft bereikt wat hij beoogde, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer beoordeeld hoeft te worden. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris op 5 januari 2021 heeft erkend dat eiser recht heeft op de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442. Eiser heeft echter geen procesbelang meer, aangezien deze dwangsom op 30 maart 2021 al aan hem is betaald.

Eiser heeft de rechtbank verzocht om een uitspraak te doen over de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, welke zijn vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13133

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 27 juni 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Op 5 januari 2021 is alsnog op de asielaanvraag van eiser beslist.
Bij brief van 8 februari 2021 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Met de inwilliging van de aanvraag heeft eiser bereikt wat hij beoogde en hoeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer te worden beoordeeld. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.
Bij besluit van eveneens 5 januari 2021 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser recht heeft op de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442.
3. Bij brief van 8 februari 2021 heeft eiser opgemerkt dat verweerder nog geen
beslissing heeft genomen over de bestuurlijke dwangsom en proceskosten en de rechtbank verzocht hierover uitspraak te doen.
4. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 30 maart 2021 reeds de bestuurlijke dwangsom ten bedrage van € 1.442 aan eiser heeft betaald. Eiser heeft dan ook geen procesbelang meer op dit punt.
5. Overeenkomstig het verzoek van eiser veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.