Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 19 januari 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. Op 6 september 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft desondanks aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast is de vraag aan de orde of eiseres in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit op besluiten over asielaanvragen. Hierdoor kan verweerder geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren aan eiseres.
Eiseres stelt dat deze tijdelijke wet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022, waarin is geoordeeld dat de tijdelijke wet niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat eiseres met het beroep niet kan bereiken wat zij wil, waardoor het procesbelang ontbreekt. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.